Wreedheden zaaien twijfel over Syrië-top

Harry

Het conflict in Syrië wordt gekenmerkt door grove wreedheden. Onthoofdingen, massamoorden, standrechtelijke executies en het martelen van schoolkinderen: in tientallen jaren zijn er weinig oorlogen geweest waar het er zo gewelddadig aan toe is gegaan. Woensdag wordt in het Zwitserse Montreux een conferentie geopend waar men hoopt een politieke oplossing te vinden. De vraag is echter of dat nog mogelijk is. Een politieke oplossing lijkt al erg lastig te zijn, omdat de oppositie en de Syrische regering mijlenver uit elkaar liggen, om van gerechtigheid en verzoening nog maar niet te spreken.

"De ethische en morele waarden van deze gemeenschap zijn tot voorbij het breekpunt opgerekt", zegt Amr al-Azm, een lid van de Syrische oppositie die op dit moment in de Verenigde Staten woont en college geeft. "Het is niet gemakkelijk voor een land om te herstellen van een dergelijke traumatische scheuring van de lijm die de samenleving bij elkaar houdt."

De jongste bewijzen van de gruweldaden die worden begaan in Syrië zijn ruim 55 duizend foto's die door een Syrische overloper het land uitgesmokkeld zijn. Op de foto's is te zien dat de Syrische autoriteiten stelselmatig elfduizend gevangenen hebben gemarteld en geëxecuteerd. De foto's werden gemaakt als bewijs voor diegenen die opdracht gaven tot de executies.

"De laatste keer dat we deze vorm van geïndustrialiseerde moord hebben gezien, met deze vorm van registratie, was in Neurenberg", aldus David Crane, voormalig hoofdaanklager van het speciale hof voor Sierra Leone en een van de drie juristen aan wie het bewijsmateriaal is overgedragen. Hij verwees met Neurenberg naar de rechtszaken die na de Tweede Wereldoorlog werden gevoerd. "Het is huiveringwekkend, het is direct bewijs voor de systematische moord op burgers."

Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch verwijt de Verenigde Staten te weinig aandacht te hebben voor de wreedheden die worden begaan. Ook worden Rusland en China ervan beschuldigd Syrië te beschermen tegen sancties. "De massale wreedheden die worden begaan in Syrië zouden een van de aandachtspunten moeten zijn tijdens het vredesproces", meent Kenneth Roth van HRW.

Volgens veel Syrië-kenners waren de wreedheden niet onvermijdelijk, maar eerder het gevolg van bewuste beslissingen van een veelvoud aan actoren. "Vanaf dag één was het geweld dat de regering gebruikte ongekend", zegt Nadim Houry van Human Rights Watch. "Sinds de Balkanoorlogen en de oorlog in Rwanda in de jaren negentig hebben we zelden nog een conflict meegemaakt waarin zoveel mensen in zo een korte tijd werden omgebracht."

In totaal zijn al 130 duizend mensen omgekomen. Meer dan een kwart van de Syrische bevolking is op de vlucht geslagen en strijders die voorheen samen tegen het bewind van president Bashar Assad vochten zijn inmiddels in een onderlinge strijd verwikkeld geraakt.

De opstand in Syrië begon in maart 2011 in de zuidelijke stad Daraa. Demonstranten gingen de straat op omdat studenten die leuzen tegen de regering op een schoolmuur hadden gekalkt werden gearresteerd en gemarteld. De veiligheidsdiensten grepen keihard in; de overwegend vreedzame betogers werden in elkaar geslagen en beschoten.

De eerste maanden van de opstand namen de wreedheden hand over hand toe. Hamza al-Khatib, een tiener, werd opgepakt bij een antiregeringsdemonstratie in april 2011. Daarna verdween hij. Weken later werd zijn verminkte lichaam bij zijn familie bezorgd. Cartoonist Ali Farzat werd in elkaar geslagen en zijn beide handen werden gebroken. Uiteindelijk werd hij langs de kant van de weg gedumpt. Dit alles, omdat hij Assad had vergeleken met de Libische dictator Moammar Gadhafi. De dichter Ibrahim Qashoush werd in de rivier de Orontes gegooid, met doorgesneden stembanden. Hij werd op deze manier gestraft voor het schrijven van protestliederen.

In de maanden die volgden grepen tegenstanders van de regering steeds vaker naar de wapens. De regering voerde de onderdrukking van de oppositie op. Gevechtsvliegtuigen bombardeerden gebieden die door rebellen waren veroverd. Met brandbommen en vaten gevuld met explosieven werden de rebellen vanuit de lucht bestookt. Niet zelden kwam zo'n bom terecht op mensen die voor de bakker in de rij stonden of op een school of provisorisch ziekenhuis. In augustus 2013 werd zelfs een gifgasaanval uitgevoerd waarbij honderden mensen om het leven kwamen.

Ondertussen veranderde de opstand in een burgeroorlog met een steeds sektarischer karakter. Syrië bestaat uit een lappendeken van religies en islamistische opstandelingen en buitenlandse Al-Qaidastrijders sloten zich aan bij de rebellen. Het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen door de oppositie nam fors toe. Gevangenen werden massaal omgebracht, er werden onthoofdingen uitgevoerd en mensen kregen zweepslagen. In Aleppo werd een 15-jarige jongen voor de ogen van zijn ouders doodgeschoten, omdat hij de naam van de profeet Mohammed oneerbiedig had gebruikt.

Deskundigen menen dat gerechtigheid cruciaal is om te voorkomen dat haatgevoelens worden doorgegeven aan de volgende generaties. In buurland Libanon zijn de wonden van de burgeroorlog nog altijd niet geheeld. De vijftien jaar durende Libanese burgeroorlog eindigde in 1990 en eiste het leven van 150 duizend mensen. De oorlog eindigde met het Vredesakkoord van Taif, waarin met geen woord werd gerept over gerechtigheid. "Er werd algehele amnestie verleend, wat betekende dat alle krijgsheren en oorlogsmisdadigers respectabele staatslieden werden en dat ze de taart gewoon in stukjes verdeelden", aldus Houry. "Daar wordt nog altijd, meer dan twintig jaar later, de prijs voor betaald."