Wall Street worstelt met banen en Syrië

De aandelenbeurzen in New York stonden vrijdag in de middaghandel opnieuw op een kleine winst. Cijfers over de Amerikaanse arbeidsmarkt, en de mogelijke implicaties daarvan voor het beleid van de Federal Reserve, wogen zwaarder dan de aanhoudende zorgen over de eventuele militaire interventie in Syrië.

Na ongeveer 4 uur handel stond de Dow-Jonesindex 0,3 procent in de plus op 14.985 punten. De S&P 500 steeg 0,4 procent tot 1661 punten. Technologiegraadmeter Nasdaq klom 0,3 procent tot 3669 punten.

Aan het begin van de handel zorgde de Russische president Vladimir Poetin voor flinke koersdalingen met zijn opmerking dat Rusland Syrië steunt en dat zal blijven doen, ook bij een interventie in het land. De graadmeters klommen echter al snel richting de slotniveaus van donderdag.

Beleggers worstelden verder met de vraag wat nieuwe cijfers over de banenmarkt betekenen voor het stimuleringsbeleid van de Federal Reserve. De Fed gaf de afgelopen maanden aan dat het stimuleringsbeleid op korte termijn wordt ingeperkt, als de economie voldoende herstel toont. De tegenvallende banengroei van de afgelopen maanden kan inhouden dat de Fed het beleid voorlopig ongewijzigd doorzet.

Veel economen bleven echter bij de verwachting dat de centrale bank nog deze maand met de afbouw van de maatregelen begint. De eerste stappen op dat vlak zullen naar verwachting echter zeer voorzichtig zijn.

Het banenrapport drukte wel de rente op Amerikaanse staatsleningen. De 10-jaarsrente zakte tot 2,9 procent, nadat donderdag nog voor het eerst in 2 jaar de grens van 3 procent werd geslecht door de verwachting dat de Fed snel tot een normalisering van zijn beleid zal overgaan.

De prijs van een vat Amerikaanse olie steeg mede door de zorgen rond Syrië met bijna 2 procent tot 110,40 dollar. De euro was vrijdag aan het begin van de avond met 1,3160 dollar evenveel waard als bij het slot van de Europese beurzen eerder op de dag.