Kaukasus broedplaats van terrorisme

MarcusViridis

De noordelijke Kaukasus is al langer een broedplaats van terrorisme. Militanten uit Tsjetsjenië en andere onrustige provincies hebben bomaanslagen en gijzelingen gepleegd in Moskou en andere delen van Rusland.

De verdachten van de aanslagen op de marathon van Boston, Dzjochar en Tamerlan Tsarnajev, zijn etnische Tsjetsjenen die in de Kaukasus zijn opgegroeid. Of zij banden hebben met een militante organisatie is vooralsnog niet bekend. De 26-jarige Tamerlan kwam donderdagnacht in een vuurgevecht met de politie in Watertown bij Boston om het leven, naar de 19-jarige Dzjochar is een grote klopjacht gaande.

Voor hij naar de Verenigde Staten verhuisde woonde Dzjochar kort in Machatsjkala, de hoofdstad van Dagestan, een overwegend islamitische republiek die het epicentrum is geworden van een uit Tsjetsjenië overgewaaide islamitische opstand. Van 1999 tot 2001 bezocht hij daar School No. 1.

Schooldirecteur Irina Bandoerina zegt dat Tsarnajev in maart 2002 naar de VS vertrok. Volgens zijn vader is hij tweedejaarsstudent geneeskunde. In mei 2011 kreeg hij van de stad Cambridge bij Boston een studiebeurs van 2500 dollar.

Het conflict in Tsjetsjenië begon in 1994 als een afscheidingsoorlog, maar veranderde al snel in een opstand voor de stichting van een zelfstandige islamitische staat in de Kaukasus. Het Russische leger trok zich na de eerste Tsjetsjeense oorlog in 1996 terug, een feitelijk zelfstandig, maar ook ordeloos Tsjetsjenië achterlatend. Drie jaar later keerde het terug, na een reeks zware bomaanslagen op flats in Moskou en andere steden in Rusland.

Het Kremlin zette Ramzan Kadyrov in het zadel, een voormalige opstandeling die met ijzeren vuist zijn gezag vestigde, zonder zich al te veel aan mensenrechten gelegen te laten liggen. De islamitische opstand verspreidde zich echter naar omliggende provincies, waarbij Dagestan, tussen Tsjetsjenië en de Kaspische Zee, het epicentrum van geweld werd, met dagelijkse aanslagen op de politie en andere gezagsdragers.

Militanten uit Tsjetsjenië en aangrenzende provincies hebben een lange reeks van terreuracties in Rusland op hun naam staan, van een gijzeling in 2002 in een theater in Moskou waarbij 129 gijzelaars omkwamen, tot een gijzeling in 2004 in een basisschool in Beslan met meer dan 330 doden, en talrijke bomaanslagen in Moskou en andere steden. De laatste jaren vonden er echter weinig aanslagen buiten de Kaukasus meer plaats.

Russische functionarissen en experts stellen dat er nauwe banden zijn tussen de militanten in Tsjetsjenië en de terreurorganisatie Al-Qaida. Talloze Arabische strijders kwamen in de oorlogsjaren naar Tsjetsjenië om te vechten, terwijl sommige Tsjetsjenen met hetzelfde doel naar Afghanistan gingen.

De VS hebben er vaak bij de Russische regering en separatistische elementen in Tsjetsjenië zonder banden met Al-Qaida of andere terroristische organisaties op aangedrongen om tot een politiek vergelijk te komen. Washington bood in de jaren negentig en het begin van de 21e eeuw hulp aan het gebied en verlangde eerbiediging van de mensenrechten. Maar de VS ondersteunden daarbij altijd de territoriale integriteit van Rusland, nooit de door separatisten gewenste onafhankelijke staat. Ze erkenden ook het recht van Rusland om het terrorisme in de regio uit te roeien.

In de afgelopen jaren zijn verscheidene Tsjetsjenen in verschillende Europese landen opgepakt. Zo kreeg een Tsjetsjeen in 2011 in Denemarken twaalf jaar gevangenisstraf voor een bombrief die bij het in elkaar zetten ontplofte in een hotelkamer. De brief was bedoeld voor Jyllands-Posten, de krant die de controversiële spotprenten van de profeet Mohammed publiceerde.

Vorige maand meldde het Spaanse ministerie van binnenlandse zaken de arrestatie van drie vermoedelijke extremisten in Parijs, een gezamenlijke actie van de Spaanse en Franse politie. De van oorsprong Tsjetsjeense verdachten hadden banden met een terreurcel die in augustus in Spanje was opgerold en zouden aanslagen in Spanje en elders in Europa hebben beraamd.