Amerikaanse invasie Irak tien jaar geleden

Redactie

Het is woensdag tien jaar geleden dat de regering van de Amerikaanse president George W. Bush Irak binnenviel. De Verenigde Staten hoopten dat met de oorlog, die op 20 maart 2003 met luchtaanvallen begon, Irak snel kon worden ontdaan van de massavernietigingswapens die er zouden zijn, dat extremisten konden worden verjaagd en dat de dictatuur in het land kon worden vervangen door een op democratie gestoeld bewind.

Tien jaar later is Irak nog lang niet het stabiele democratische land dat de VS voor ogen hadden. Het land is vrijer en democratischer dan voor de inval, maar in plaats van een solide pro-Amerikaans regime, staat de regering waarschijnlijk dichter bij Teheran dan bij Washington. Bloedige aanslagen zoals terroristen die in de chaos na de invasie pleegden, vinden nog altijd geregeld plaats, hoewel het geweld de afgelopen jaren wel is afgenomen. Dinsdag nog vielen bij een golf van aanslagen in sjiitische wijken van Bagdad en naburige steden zeker 65 doden en ruim tweehonderd gewonden.

De invasie in 2003 had al snel de val van Saddam Hussein tot gevolg, maar leidde ook tot jaren van bloedvergieten tussen soennieten en sjiieten en tussen opstandelingen en de Amerikaanse en coalitietroepen. Tegen de tijd dat de Amerikanen zich in december 2011 terugtrokken uit Irak, waren ongeveer 4500 Amerikaanse militairen en meer dan honderdduizend Irakezen om het leven gekomen. Massavernietigingswapens werden nooit gevonden. De oorlog kostte de Amerikaanse belastingbetalers honderden miljarden dollars.