Bijverdienende student moet dokken

Redactie

De gunstiger regeling voor bijverdienende studenten die 1 januari vorig jaar inging, geldt alleen voor bijverdiensten van na die datum. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld, nadat het ministerie van Onderwijs naar de raad was gestapt.

Het ministerie was het niet eens met de rechtbank in Den Haag, die eerder bepaalde dat er een nieuw besluit moest worden genomen over een vordering op een student. Deze student moest 2.226,70 euro terugbetalen, omdat hij over 2007 te veel had verdiend.

De student had in 2007 een basisbeurs, een lening en een ov-studentenkaart en had een inkomen van 11.897,80 euro. Dat had 10.630,74 mogen zijn. De student kreeg in april vorig jaar te horen dat hij het verschil, ruim 2200 euro, aan het ministerie moest betalen.

De student vocht het besluit aan bij de rechtbank. Volgens de nieuwe regeling zou hij slechts 1.267,06 euro moeten betalen en hij vond dat hij daar onder moest vallen. De rechtbank oordeelde in juni nog dat er inderdaad een nieuw besluit moest komen over de vordering, omdat het oorspronkelijke besluit was genomen nadat de nieuwe regels waren ingegaan.

De Centrale Raad van Beroep vindt dat de vordering wel degelijk moet worden beoordeeld aan de hand van de regels die golden in het jaar waarin de inkomsten zijn verdiend. Op 1 januari 2008 was immers duidelijk hoeveel de student te veel had verdiend. Dat de vordering pas later werd verstuurd, doet daar niets aan af.