Britse parlementariėrs voor rechter om declaraties

Redactie

Drie Lagerhuisleden en een Hogerhuislid van de Britse Labour-partij zijn vandaag voor de rechter verschenen. Zij zouden privé-uitgaven als onkosten hebben gedeclareerd.

De politici Elliot Morley, David Chaytor, Jim Devine en Paul White zijn aangeklaagd wegens diefstal. Alle vier verklaarden niets te hebben misdaan. Hun advocaten voerden aan dat parlementsleden krachtens de Bill of Rights uit 1689 gevrijwaard zijn van rechtsvervolging. "Procedures in het parlement kunnen voor geen enkele rechtbank buiten het parlement vervolgd of in twijfel worden getrokken", zei Julian Knowles, die optrad namens Morley, Chaytor en Devine.

Chaytor zou IT-diensten hebben gedeclareerd, evenals huur voor een huis in Londen dat zijn eigendom is en huur voor een ander huis dat eigendom is van zijn moeder. Devine zou vervalste bonnetjes voor schoonmaak en briefpapier hebben gedeclareerd en Morley valse declaraties voor hypotheekbetalingen op een lening die al was afbetaald. White, beter bekend als Lord Hanningfield, declareerde hotelovernachtingen in Londen terwijl hij aantoonbaar naar huis was gereden.

Mocht het tot vervolging en veroordelingen komen, dan kunnen de politici tot zeven jaar gevangenisstraf krijgen. In het bonnetjesschandaal bleken Britse politici de belastingbetaler voor van alles te laten opdraaien, van dure tweede huizen tot pornofilms en paardenmest of mollenvangers voor de tuin. In verband met het schandaal stapten negen ministers op en leed Labour bij Europese en gemeentelijke verkiezingen zware verliezen.