Column: Alonso, gefeliciteerd

Ed (Ared)
De kampioen is bekend, en ik heb er een beetje een dubbel gevoel over. Aan de ene kant omdat het bekend worden van de kampioen in grote lijnen samenvalt met het begin van mijn winterdepressie (je kunt je voorstellen dat ik heel blij was met de seizoenen 2002 en 2004), maar ook omdat zelden het verschil tussen de snelste coureur en de coureur met de meeste punten zo groot is.

Als je een toprijder in de topauto zet, wordt die combinatie meestal kampioen. Die regel is eigenlijk de afgelopen jaren niet gebroken. De laatste keer zou je 1999 kunnen noemen, toen Häkkinen kampioen werd terwijl de combinatie Schumacher/Ferrari eigenlijk sneller was. Ik gun Häkkinen zijn tweede titel van harte, maar ik heb er toch altijd een beetje het gevoel bij dat Schumachers gebroken been daar meer aan heeft bijgedragen dan de kracht van McLaren of de kwaliteit van de Fin. En dan heb ik het nog niet eens over 1994...

Natuurlijk gaat het daar niet om. De wereld is niet eerlijk, en Formule 1 al helemaal niet. Technische pech, blessures, door een achterblijver van de baan af gereden worden; het overkomt iedereen wel eens, en als je pech hebt overkomt het je vaker. Voor het kampioenschap telt maar één ding, en dat is hoeveel punten je aan het eind van het seizoen verzameld hebt. En zelfs dat is niet altijd zo geweest.

Bijvoorbeeld in 1988 was er nog een systeem waarin een rijder de slechtste resultaten mocht wegstrepen, zodat pech zogenaamd geen rol speelde in de eindstand. Het systeem was alleraardigst. Je nam het totaal aantal gereden wedstrijden, deelde dat door twee en telde er dan drie bij op. Dat trok je af van het aantal gereden races en wat er overbleef was het aantal resultaten dat je weg moest strepen. Tel de overgebleven resultaten bij elkaar op en je had de eindstand.

Briljant systeem natuurlijk, en ik word al nostalgisch als ik er aan terugdenk. Je kunt je mijn vreugde voorstellen toen ik ontdekte dat de A1GP een soortgelijk systeem gebruikt om de startopstelling voor een race te bepalen. Je kwalificeert je vier keer, streept dan de twee slechtste resultaten weg, telt de overgebleven twee bij elkaar op, start een sprintrace in die volgorde en de uitslag daarvan bepaalt de startvolgorde van de echte race. Blijkbaar heeft men niet alleen in de Formule 1 moeite om een fatsoenlijk systeem voor kwalificaties te bedenken.

Maar ik dwaal af – terug naar het seizoen 1988, toen Senna en Prost zo goed presteerden dat er niet alleen uitvalbeurten en slechte races weggestreept moesten worden, maar zelfs podiumplaatsen. Na het wegstrepen van vijf resultaten (we hadden destijds 16 races, dus telden er maar 8+3 mee) had Senna meer punten, terwijl Prost er voor het wegstrepen meer had. Dat voelde bij veel mensen toch ook niet helemaal juist, en sindsdien telt ieder punt mee.

Langzaam maar zeker is betrouwbaarheid en consistentie steeds belangrijker geworden. Eerst dus al door iedere uitslag mee te laten tellen, en sinds 2003 door het verschil in punten tussen de winnaar en de achtervolgers kleiner te maken. Al direct in dat jaar moest Schumacher bijna de titel laten aan de regelmatiger presterende Räikkönen. Alonso is een terechte kampioen in de zin dat hij bijna geen fouten heeft gemaakt en constant sneller was dan iedereen die niet voor hem uitviel. Het blijft echter een feit dat niet de snelste maar de betrouwbaarste combinatie van rijder en auto kampioen is geworden, en voor mij is dat niet de essentie van een kampioenschap voor coureurs. Ik troost me met de gedachte dat Kimi ook met de oude puntentelling nu zo goed als kansloos zou zijn voor de titel. Alleen met het wegstreepsysteem zou hij geloof ik nog een reële kans maken, maar met dergelijke obscure wiskunde weet je dat natuurlijk nooit zeker.

Toch is 2005 daardoor (en nog een hoop andere redenen) een behoorlijk uniek kampioenschap geworden, waar ik in ieder geval met gemengde gevoelens op zal terugkijken.