Column: Over helden en anti-helden

Ed (Ared)
Op 8 oktober 2000, rond half acht ’s ochtends Nederlandse tijd finishte Michael Schumacher na een verregende Grand Prix van Japan iets meer dan anderhalve seconde voor Häkkinen. Hij won daarmee de race en pakte de wereldtitel af van de Fin.

Die titel heeft hij op een maand en een paar dagen na vijf jaar lang vastgehouden, maar gisteren werd verlenging met nog een jaar rekenkundig onmogelijk. Natuurlijk is het even afwachten om te zien wie er straks in december door de FIA gekroond wordt tot wereldkampioen, maar om Schumacher alsnog kampioen te laten worden moet die organisatie wel heel rare fratsen uithalen. Er zullen vast wel mensen zijn die het zich voor kunnen stellen, maar ik hoor daar niet bij. Er zijn grenzen, zelfs voor de onheilige drieëenheid FIA/Ferrari/Schumacher.

Maar goed, na vier jaar, tien maanden en een dag of zesentwintig komt de tweede regeerperiode van Schumacher ten einde – en ook dat is zoals vrijwel ieder statistiekje in zijn dossier een record. Zeven titels, ontelbare overwinningen (ik tel alleen overwinningen die ik me kan herinneren, en dat lukt dus niet meer van allemaal), een half rondje om de aarde in leidende positie... Statistiek is misschien een leugen, het is ook een handig houvast voor mensen die blind zijn voor het talent van de Duitser.

Naar aanleiding van m’n vorige column beschuldigde iemand me van het hebben van een duidelijke mening over Schumacher. Laat me vooropstellen dat dat niet juist is - ik schrijf misschien soms harde dingen over Schumacher of Ferrari. Maar ik probeer dat, net als met iedereen over wie ik schrijf, alleen te doen als het in mijn ogen terecht is. Ja, ik ben kritisch, maar als je iedere week een ode aan Schumacher verwacht, leef je ten eerste in het verkeerde jaar en lees je ten tweede de verkeerde column.

Toen Schumacher bij zijn debuut in 1991 zijn Jordan een paar plekken voor de hoog aangeschreven maar crashgevoelige de Cesaris kwalificeerde op Spa-Francorchamps, één van de meest veeleisende circuits op de kalender, was het al meteen duidelijk dat hij een grote toekomst tegemoet ging. Hij werd door Briatore meteen weggekaapt bij Jordan en zette bij Benetton direct drievoudig wereldkampioen Piquet onder druk. Ik gunde het de jonge wolf van harte en heb hem met plezier z’n eerste race zien winnen, precies een jaar na zijn debuut tijdens de Grand Prix van België.

In 1994 veranderde dat echter. Ik was destijds fan van Ayrton Senna. De Braziliaan was m’n held en helden hebben bedreigingen nodig om zich te kunnen profileren. Zonder schurk valt er weinig te verslaan en stijg je nooit tot bovennatuurlijke status. Prost was weggevallen als bedreiging en Schumacher bleek de nieuwe schurk. Daarmee werd Schumacher in één klap aartsrivaal en tegenpool van alles wat goed was; hij profiteerde van de pech en zelfs de dood van mijn held, en zijn team werd geplaagd door geruchten over valsspelen.

Maar uitersten liggen vaak verrassend dicht bij elkaar, extreme kou brandt als hitte, de grens tussen pijn en genot is zo subjectief als wat, en uit de heftigste liefdes worden de grootste vetes geboren, om maar wat voorbeelden te noemen. Op dezelfde manier kunnen dingen die heel dicht bij elkaar liggen elkaars grootste tegenstelling worden - het is allemaal een kwestie van perspectief.

Schumacher is in heel veel dingen de evenknie van Senna. Beiden bezitten een verpletterend talent dat duidelijk is voor iedereen die de subjectieve bril af durft te zetten. Beiden bezitten de genadeloze gedrevenheid om te winnen, tot op en misschien soms over de grens van sportiviteit. Beiden trainden en werkten onuitputtelijk en waren altijd fysiek fitter dan de concurrentie en wisten door eindeloze analyse van data problemen vaak eerder op te lossen dan de tegenstander. Zelfs de inzet voor liefdadigheid hebben ze gemeen.

Ondanks die gelijkenissen is Schumacher echter nooit m'n held geworden. Vooral vanwege het overduidelijke gebrek aan bedreigingen. In '94 en '95 was er Hill, die in de eerste race van 1994 nog op een ronde gezet werd door Senna, om maar even het perspectief aan te geven. En later nooit meer een tegenstander met een auto die het gevecht aan kon gaan, of een teamgenoot die het ondanks dat mocht proberen. Je kunt het hem niet echt kwalijk nemen, maar juist omdat hij nooit op zoek is gegaan naar uitdagingen, zoals bijvoorbeeld Rossi dat wel doet, is hij wat mij betreft niet onsterfelijk geworden.

Verwar dat gebrek aan verering echter vooral niet met een gebrek aan respect voor het talent of de prestaties van de man. En als hij volgend jaar in de laatste race van het seizoen na een heroïsch gevecht met een sterkere tegenstander toch de titel pakt, kan ik altijd mijn mening nog bijstellen.