Tandarts moet patiënten echt laten lachen

Redactie

Tandartsen zouden bij in het oog springende ingrepen vooraf met een digitale meetmethode de spontane lach van hun patiënten moeten bestuderen. Nu gaan zij bijna altijd uit van een geposeerde lach, waardoor tandheelkundige behandelingen esthetisch soms minder fraai uitpakken.

Dat concludeert tandarts Pieter van der Geld in zijn onderzoek naar de lach, waarop hij deze week aan de Radboud Universiteit in Nijmegen promoveert. Van der Geld onderzocht het verschil tussen een spontane en een geposeerde lach en laat zien hoe de zogeheten lachlijn eruit ziet.

Die lachlijn formuleert hij als de onderrand van de bovenlip tijdens het lachen. Bij een spontane lach komt die bovenlip 30 procent hoger uit dan bij een lach op verzoek. Tanden en tandvlees zijn daardoor zichtbaarder waardoor schoonheidsfouten eerder aan het licht komen.

Vanuit esthetisch oogpunt kan de lachlijn van groot belang zijn bij de keuze van een behandelingen, aldus Van der Geld. Tandartsen zouden daar volgens hem bij het aanbrengen van kronen en implantaten, bij beugelbehandelingen en kaakoperaties rekening mee moeten houden.

Probleem is dat tandartsen die spontane lachlijn niet kunnen vaststellen. Als zij het gezicht van een lachende patiënt op de foto zetten, registreren zij immers altijd een lach op verzoek. Daarom ontwikkelde Van der Geld een digitale videografische meetmethode waarmee tandartsen de lachlijn bij de tanden en kiezen kunnen bepalen. Hij verzamelde daarvoor beelden van proefpersonen die naar een komische film keken. Ook filmde hij mensen die lachten op verzoek.

De spontane lachlijn die als het meest aantrekkelijk wordt gezien, blijkt er een die de tanden helemaal laat zien en twee tot vier millimeter tandvlees. Meer zichtbaar tandvlees wordt als minder attractief beschouwd.