Uitspraak hoger beroep tegen 'Piranha'-verdachten

Redactie

Het gerechtshof in Amsterdam doet vandaag uitspraak in de zaak tegen vijf terreurverdachten in de zogeheten Piranhazaak. Justitie heeft straffen tot vijftien jaar cel geëist tegen hen. Eerder kregen zij van de rechtbank drie tot acht jaar cel opgelegd.

Samir A., Nouriddin el F., Soumaya S., Mohamed C. en Mohamed H. worden onder meer verdacht van het vormen van een terroristische organisatie en het voorbereiden van een aanslag op het hoofdkantoor van inlichtingendienst AIVD.

Tegen Samir A. is dertien jaar cel geëist. Nouriddin el F. en Mohamed C. moeten van het Openbaar Ministerie vijftien jaar zitten. Soumaya S. hoorde begin vorige maand in de extra beveiligde rechtbank in Amsterdam-Osdorp tien jaar eisen. Mohamed H., die door de rechtbank nog werd vrijgesproken, moet volgens justitie acht jaar achter de tralies.

De eis is stukken hoger dan de uitspraak van de rechtbank. De reden daarvoor is dat justitie vindt dat de voorbereide aanslagen als gepleegd moeten worden beschouwd.

De verdediging uitte tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak de verdenking dat officier van justitie Koos Plooy, overigens niet de officier van justitie in deze zaak, meineed heeft gepleegd. Hij zou hebben gelogen over verklaringen van de zus van Soumaya S. in een andere zaak. Die verklaringen zijn ook in de Piranhazaak gebruikt.

Volgens de verdediging bevatten de oorspronkelijke verklaringen van de zus van S. ontlastende informatie, maar dat deel zou zijn geschrapt. Volgens Plooy zijn alleen passages over de AIVD verwijderd om de veiligheid van de familie van Soumaya S. te waarborgen.

Als het gerechtshof meineed bewezen acht, kan het OM niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat betekent dat veroordeelde verdachten vrij kunnen komen. Het OM kan tegen een eventuele niet-ontvankelijkverklaring in cassatie gaan bij de Hoge Raad.