Drankgebruik kind genetisch bepaald

Redactie

Kinderen die op heel jonge leeftijd beginnen met het drinken van alcohol hebben daarvoor genetische aanleg. Die genetische aanleg is bepalend voor het het alcoholgebruik en niet de invloeden uit de omgeving, zoals altijd werd aangenomen.

Dat is een van de conclusies uit een onderzoek van gezondheidswetenschapper Evelien Poelen naar het drankgebruik onder jongeren, waarop zij volgende week promoveert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Voor haar onderzoek gebruikte Poelen de gegevens van duizenden tweelingen tussen de 12 en 25 jaar, die door de Vrije Universiteit (VU) zijn verzameld. Door deze gegevens kon zij de invloed van erfelijke aanleg onderzoeken.

De tweelingen groeiden op in dezelfde omgeving, waardoor de invloeden van buitenaf (alcoholgebruik van ouders, regels in huis) gelijk zijn. Door het gedrag van eeneiige tweelingen (met dezelfde genen) te vergelijken met dat van twee-eiige tweelingen (met voor de helft dezelfde genen) is iets te zeggen over de invloed van die genen.

Poelen ontdekte dat alcohol drinken op jonge leeftijd (voor het dertiende jaar) bij eeneiige tweelingen vaker gelijktijdig voorkwam dan bij twee-eiige tweelingen.

Betekent dit dat alcoholgebruik bij jonge kinderen niet is te voorkomen? Nee, zegt Poelen. Volgens haar blijft de beste oplossing om kinderen op jonge leeftijd niet in aanraking te laten komen met alcohol, want dan wordt de 'alcoholaanleg' ook niet geprikkeld.

Het is bekend dat kinderen in Nederland jong beginnen met drinken. Uit de gegevens van Poelen blijkt dat ongeveer 30 procent van de kinderen voor hun dertiende wel eens alcohol heeft gedronken. Van de jongeren tussen de 12 en 15 jaar drinkt tussen de 16 en 29 procent geregeld alcohol.


Drankgebruik kind genetisch bepaald  (foto: DAG)