'Helft mantelzorgers depressief'

Redactie
De helft van de mantelzorgers voor dementerenden heeft een klinische depressie. Slechts een op de vijf laat zich voor deze ziekteverschijnselen behandelen.

Dat stelt Myrra Vernooij-Dassen, hoogleraar aan het UMC St Radboud, donderdag tijdens haar oratie 'Het is zaliger te geven dan te ontvangen'. Volgens Vernooij-Dassen zijn de mantelzorgers ziek van 'te lang te veel geven'. Veel problemen bij zorg- en hulpverlening zijn volgens haar te verklaren door het overschrijden van 'de neem- en geefgrens'. ''Het probleem is hier dus niet zozeer dat mensen andere mensen in de steek laten, maar eerder dat ze te ver gaan in het zichzelf wegcijferen en er zelf ziek van worden.''

Ondersteuning van patiënt en mantelzorger helpt volgens de hoogleraar wel als rekening wordt gehouden met de wensen van patiënt en mantelzorger. De kwaliteit van leven verbetert en het aantal opnamen in verpleeghuizen vermindert. ''Bij succesvolle ondersteuningsprogramma's wordt rekening gehouden met de balans van geven en ontvangen. Maar gek genoeg worden dergelijke interventies nauwelijks gebruikt'', aldus Vernooij-Dassen. Daarom is haar onderzoek ook gericht op bevordering van het gebruik van effectieve ondersteuningsprogramma's.

Ruim een kwart van alle ouderen boven de 65 jaar heeft lichamelijke of geestelijke beperkingen door dementie, kanker, hartfalen of een hersenbloeding. Deze groep is afhankelijk van zorg, meestal aan huis. Van alle demente ouderen woont 65 procent thuis, 17 procent in een verzorgingshuis en 18 procent in een verpleeghuis of kleinschalige woonvorm. De belangrijkste zorg wordt geleverd door partners (50 procent) en kinderen (38 procent) met een gemiddelde leeftijd van 61 jaar. Ouderen hebben dus niet alleen zorg nodig, ze leveren ook zorg, aldus de hoogleraar.