Overstap naar goedkopere medicijnen nabij
Vijftien zorgverzekeraars, waaronder Univé, Ohra, CZ en Delta Lloyd, willen voor een groot aantal medicijnen een zogenoemd preferentiebeleid voeren. Dit houdt in dat zij alleen nog de goedkoopste variant van dit medicijn vergoeden.
Nu nog mogen apothekers zelf bepalen welke variant van een door de dokter voorgeschreven medicijn ze meegeven. Hierdoor kunnen zij voor een dure variant kiezen omdat ze een contract hebben met een fabrikant van wie zij bonussen krijgen. In de nieuwe situatie kunnen apothekers alleen nog medicijnen declareren die op de voorkeurslijst van verzekeraars staan.
Volgens Bogin komt door het preferentiebeleid de levering van geneesmiddelen onder druk te staan. "Dit kan leiden tot uitsluiting van leveranciers", stelt voorzitter Frank Bongers op de website van Bogin. Volgens de bond krijgt de fabrikant die de goedkoopste middelen biedt, een te dominante marktpositie. "Geen enkel land wil afhankelijk zijn van één leverancier voor een geneesmiddel."
Drie maanden geleden oordeelde de rechtbank in Breda nog dat de vijftien zorgverzekeraars ook duurdere geneesmiddelen moesten blijven vergoeden. Volgens de rechter was er anders sprake van onderlinge prijsafspraken. Het hof verwerpt dit omdat de zorgverzekeraars individueel hun voorkeur voor een bepaalde variant voor een medicijn uitspreken. Ook verwerpt het hof dat het preferentiebeleid een groepsmatige schending zou zijn van het Transitie-akkoord. In dat akkoord zijn door meerdere partijen afspraken gemaakt om zo op medicijnen te besparen.
Van een geneesmiddel kunnen vele varianten bestaan die allemaal dezelfde werkzame stoffen bevatten. Als zorgverzekeraars alleen nog het goedkoopste middel vergoeden, dwingen zij fabrikanten en leveranciers meer met elkaar te concurreren en hun prijzen te verlagen. De zorgverzekeraars hopen hiermee de zorgpremies omlaag te krijgen.