Verdonk faalt in onderbouwing schrijnend geval

Redactie
Minister Rita Verdonk had als minister van Vreemdelingenzaken beter moeten aangeven waarom ze een uitgeprocedeerde asielzoeker niet heeft aangemerkt als schrijnend geval. Dat heeft de Raad van State donderdag bepaald.

De uitspraak kan volgens een woordvoerster van de hoogste bestuursrechter gevolgen hebben voor mensen die ook als schrijnend geval in aanmerking wilden komen voor een verblijfsvergunning.

De minister heeft een speciale (discretionaire) bevoegdheid om mensen in een schrijnende situatie een verblijfsstatus te gunnen. Volgens de Raad van State moet de minister duidelijk omschrijven wat zij onder de term schrijnend verstaat. Ze kan mensen namelijk niet afwijzen als schrijnend geval zonder dit te onderbouwen. Tegen de uitspraak van de raad is geen hoger beroep mogelijk.

Verdonk, die haar portefeuille Vreemdelingenzaken inmiddels heeft overgedragen aan haar collega Ernst Hirsch Ballin (Justitie), had bij de Raad van State beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank in Amsterdam. Die oordeelde in juli dat de minister algemene criteria had moeten formuleren over het begrip schrijnend. De discretionaire bevoegdheid berust anders op willekeur en dat is verboden.

Hart
De zaak die nu bij de Raad van State speelde, betrof een man die veertien jaar in Nederland is en is ingeburgerd. Hij deed een 14/1-verzoek. Zo heten de brieven die op het ministerie van Justitie binnenkwamen na een oproep van toenmalig minister Hilbrand Nawijn om schrijnende situaties bij hem te melden. Tussen begin 2003 en begin 2005 kwamen bijna 19.000 brieven binnen van mensen die hun geval schrijnend vonden en in Nederland wilden blijven.

Verdonk heeft altijd gezegd dat ze met haar hart naar de zaken keek. Ze heeft bijna duizend keer op grond van haar speciale bevoegdheid een verblijfsvergunning verstrekt.