Integratiekaart geeft inzicht in integratie

Rob (R@b)
Gisteren heeft minster Verdonk de 'Integratiekaart' naar de Tweede kamer gestuurd. Het betreft hier een rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het zal regelmatig verschijnen en dient als een belangrijk hulpmiddel voor Verdonk bij de vaststelling van haar integratiebeleid. In het rapport worden alle migrantengroepen met elkaar én het autochtone deel van de bevolking vergeleken op het gebied van onderwijs en werk. Ook wordt er gekeken naar het percentage gemengde huwelijken om een idee te krijgen van de mate van integratie.

De eerste 'Integratiekaart' is vooral slecht nieuws voor Turken en Marokkanen, waarvan er respectievelijk zo'n 350.000 en 306.000 in Nederland wonen. Turkse leerlingen blijken in alle schoolsoorten het slechtst te presteren. De verwachting dat de tweede generatie beter presteert op school dan de eerste wordt door de cijfers niet ondersteund.

Turken en Marokkanen nemen ook minder deel aan het arbeidsproces. Met de autochtone meerderheid van de bevolking is er zelfs een verschil van 20%. Tevens maken beide groepen relatief het meest gebruik van WAO-uitkeringen en halen ze hun partner het vaakst uit het land van herkomst. Dat geldt óók voor de generatie die in Nederland is geboren.

Positief
Chinese en Ethiopische leerlingen in het voortgezet onderwijs presteren in vergelijking met autochtone kinderen beter. De doorstroming van Antillianen en Chinezen naar het hoger onderwijs is groot. De laatste groep gaat zelfs vaker studeren dan autochtonen.

Surinamers en Antillianen nemen maar weinig minder deel aan het arbeidsproces dan autochtonen. Kaapverdianen scoren zelfs beter. Het percentage zelfstandige ondernemers onder inwoners van Chinese en Egyptische herkomst is veel hoger dan onder autochtonen.

Tenslotte huwen Filippijnse vrouwen alsmede Antilliaanse mannen en vrouwen het vaakst met een autochtoon.