''Punker Sid Vicious werd vermoord''
Spungen werd op 12 oktober 1978 dood aangetroffen door de 21-jarige Vicious, die net zelf uit een drugsroes was ontwaakt, in de badkamer van een hotel in New York. De bassist van de Sex Pistols werd door de politie verantwoordelijk gehouden voor haar dood. Op 2 februari 1979 raakt Sid zelf buiten bewustzijn op een feestje naar aanleiding van de verschijning van zijn eerste soloplaat. De volgende morgen treft zijn moeder hem dood op zijn bed aan.
Alan Parker, van wie volgende maand 'Too fast to live' verschijnt - de biografie over Vicious' leven - beweert in zijn boek dat zowel Sid als Nancy door acteur en drugsdealer Rockets Redglare zijn omgebracht. Sid Vicious zou van hem een uitzonderlijk zware dosis heroïne hebben gekregen, om zo de enige getuige die er was uit de weg te ruimen. Redglare overleed overigens drie jaar geleden aan een levercrisis en hepatitis C.
Parker baseert zijn onthullingen op nieuwe informatie van de New Yorkse onderzoeksrechter die zich indertijd met de zaak heeft beziggehouden, en met interviews die hij begin jaren negentig had met Sids moeder Anne Beverly.
Sid Vicious, wiens echte naam John Simon Ritchie luidde, begon in maart 1977 als bassist bij de Sex Pistols te spelen. Dat hij toen totaal nog niet kon spelen maakte niet uit, dat paste precies in het plaatje van de punk. De Sex Pistols, met zanger Johnny Rotten, scoorde in Engeland nummer één-hits met God Save The Queen en Anarchy in the UK. In 1979 viel de groep uit elkaar. Over het leven van Sid Vicious werd in 1986 een film gemaakt, getiteld: Sid en Nancy.