CBS: Immigranten voornamelijk in Nederland vanwege gezinshereniging
Tussen 1999 en 2023 immigreerden veel mensen naar Nederland zonder de Nederlandse nationaliteit. Eind 2023 bleken 644.000 van hen gezinsmigranten te zijn. Deze mensen voegden zich bij hun familieleden die al eerder of tegelijkertijd naar Nederland kwamen. Het merendeel van deze gezinsmigranten had eind 2023 betaald werk, volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Op 31 december 2023 woonden er in totaal 2,38 miljoen mensen in Nederland die sinds 1999 waren geïmmigreerd. Het grootste deel van deze groep bestaat uit mensen met de Nederlandse nationaliteit die na hun vertrek weer terugkeerden naar Nederland. Dit waren er 673.000. Van de overige migranten kwamen de meesten oorspronkelijk als gezinsmigrant naar Nederland, met 406.000 uit niet-EU/EFTA-landen en 238.000 uit EU/EFTA-landen.
In 2024 vestigden zich per saldo 92.000 mensen van buiten de EU/EFTA en ruim 24.000 uit EU/EFTA-landen in Nederland. Het exacte aantal gezinsmigranten uit deze groepen is nog niet bekend. Bijna 160.000 gezinsmigranten woonden bij een arbeidsmigrant. Op 31 december 2023 waren er 91.000 gezinsmigranten van buiten de EU en 67.000 uit de EU in een gezin met een arbeidsmigrant.
Verder woonden er 33.000 gezinsmigranten bij een asielmigrant, bijvoorbeeld als partner of kind. Dit proces kan gezinshereniging of gezinsvorming worden genoemd, afhankelijk van of ze al een gezin vormden voordat ze naar Nederland kwamen.
De overige gezinsmigranten vormden een gezin met iemand die om andere redenen naar Nederland verhuisde, of kwamen om te trouwen, een partnerschap aan te gaan, of samen te wonen met iemand die in Nederland is geboren of al voor 1999 naar Nederland kwam.
De meeste gezinsmigranten die tussen 1999 en 2023 naar Nederland kwamen, waren eind 2023 werkzaam als werknemer of zelfstandige. Dit was het geval voor 62 procent van de gezinsmigranten uit de EU en 48 procent van die van buiten de EU. Gezinsmigranten buiten de EU zijn vaak scholieren of studenten, in vergelijking met die uit EU-landen. Onder niet-schoolgaande gezinsmigranten was 74 procent van EU-afkomst werkzaam, tegenover 61 procent van daarbuiten.
