Vredestein banden stopt ermee

De medewerkers van Apollo Vredestein hadden de bui al voelen hangen, maar de officiële aankondiging kwam vrijdagmiddag alsnog als een mokerslag. In een geïmproviseerde zaal op het fabrieksterrein, door werknemers spottend ‘de Gazastrook’ genoemd, deelde Europees topman Benoit Rivallant mee dat de Enschedese bandenfabriek in de zomer van 2026 dichtgaat. Vijfhonderd mensen staan dan op straat. Vakbondsbestuurder Nicole Engmann van CNV vat het overheersende sentiment bondig samen: “Er heerst nu grote verslagenheid onder de medewerkers.”

De spanning was al urenlang tastbaar. Bewakers in half militaire kledij hielden de poorten gesloten, camerateams verzamelden zich langs de weg en binnen probeerden ploegendienstmedewerkers nog tot vroeg in de middag de productie draaiend te houden. “Je voelt het in de lucht,” vertelt een monteur die tientallen jaren in de fabriek werkt. Toen de productielijnen om half twee werden stilgezet, douchten de werknemers in stilte, trokken hun overalls uit en liepen naar het magazijn waar een beamer en een beveiligingscamera op hen wachtten. Rivallant sprak zijn boodschap uit in een mix van Engels en Frans. Een oudere operator fluisterde gefrustreerd tegen zijn buurman: “Wat zegt die man eigenlijk?” Pas toen vestigingsdirecteur Martijn ter Haar in het Nederlands bevestigde dat de fabriek sluit, sloeg de stilte om in boze kreten en machteloos gemor.

Volgens Apollo Tyres is het besluit onvermijdelijk. “Helaas zal de hoge kostensituatie naar verwachting aanhouden, waardoor winstgevende productie in Enschede op de lange termijn op geen enkele manier haalbaar is,” staat in de persverklaring. Het bedrijf wijst op gestegen energieprijzen, inflatie, hogere lonen en een afnemende vraag naar banden voor zware auto’s en tractoren.

Toch is het maar een deel van het verhaal. In 2020 maakte Apollo al de strategische keuze om een groot deel van de productie naar een nieuwe, door de Hongaarse staat gesubsidieerde fabriek in Gyöngyöshalász te verplaatsen. Daar zijn de arbeidskosten ruwweg een kwart van die in Nederland en kreeg Apollo van de regering-Orbán ruim negentig miljoen euro staatssteun die vervolgens doodleuk door Brussel werd goedgekeurd. Oud-gedeputeerde Eddy van Hijum waarschuwde destijds al: “De regels voor staatssteun moeten kritisch worden bekeken en op punten worden bijgesteld. We moeten voorkomen dat bedrijfsdirecties tussen verschillende regio’s in Europa gaan shoppen.” Vijf jaar later blijkt dat pleidooi vergeefs.

Twente wordt met de sluiting hard geraakt. Economen hanteren de vuistregel dat achter elke fabriekspost nog anderhalve baan bij toeleveranciers schuilgaat. Dat betekent dat naast de vijfhonderd directe arbeidsplaatsen ook honderden banen bij schoonmaakbedrijven, onderhoudsmonteurs en regionale rubberleveranciers verdwijnen. De regio beleeft daarmee de grootste industriële klap sinds de sluiting van vliegbasis Twenthe in 2007. FNV-bestuurder Monique Daamen spreekt van een ‘zwarte dag’ en noemt de sluiting ‘dieptriest’, mede omdat volgens haar een daadkrachtiger Nederlands industrie- en energiebeleid ‘misschien voorkomen had kunnen worden’.

Voor de werknemers is de fabriek meer dan een broodwinning. Vredestein begon in 1946, bouwde huizen voor personeel en gold decennia als een hechte gemeenschap. “Het dak lekt hier al jaren,” grapt een productiemedewerker cynisch over het gebrek aan investeringen sinds de Indiase overname in 2009, maar zijn trots op de kwaliteitsbanden blijft. Ironisch genoeg werd diezelfde vakmanschap de afgelopen jaren geëxporteerd: Twentse technici trainden collega’s uit Hongarije en India, die nu met hun kennis doorgaan. “Zij hebben nu de know-how, wij zitten met how now,” verzucht een spuiter.

Hoewel de fabriek formeel nog ruim een jaar doordraait om lopende contracten, bijvoorbeeld voor het compacte ‘spacemaster’-reservewiel, na te komen, doemt voor velen al de vraag op wat hierna komt. Een jonge operator is optimistisch: “Als ik vandaag ontslagen word, heb ik maandag een andere baan.” Oudere collega’s zien dat anders. Een man die bijna veertig jaar in dienst is haalt zijn schouders op: “Als ik mijn knaken maar krijg. Steek de boel daarna maar in de fik.” Het bestaande sociaal plan biedt weliswaar vertrekvergoedingen, maar vakbonden willen het uitbreiden, zeker voor de oudere groep die weinig uitzicht heeft op vergelijkbaar werk.

Naast de fabriek bevinden zich in Enschede ook het onderzoekscentrum en proeflaboratoria. Wat daarmee gebeurt, is onzeker. Het Nederlandse hoofdkantoor in Amsterdam blijft voorlopig open, maar de toekomst van de ontwikkelingstak is onderwerp van overleg tussen ondernemingsraad, directie en moederbedrijf. Eerst moet de OR nog een formeel advies uitbrengen over de sluiting; pas daarna kan Apollo het voornemen definitief doorzetten. Werkzaamheden stoppen zal bovendien Rijks- en EU-instanties alerter doen kijken naar de subsidies die in Hongarije zijn verstrekt. Niettemin lijkt de onderneming vastbesloten het productiehart naar Oost-Europa te verplaatsen.

De aankondiging past in een bredere trend. Europese autofabrikanten kampen met Chinese concurrentie, de overschakeling naar elektrische voertuigen en hoge kosten voor energie en grondstoffen. Bedrijven zoeken daarom naar lagelonenlanden of schalen af. Vredestein, ooit pionier in Nederland (de fabriek startte met Marshall-hulp en B.F. Goodrich-kapitaal) is nu slachtoffer van dezelfde globalisering die het na de oorlog groot maakte.

De onrust op de werkvloer is intussen nog lang niet voorbij. Maandagochtend beginnen de ploegen een uur later, in overleg met de vakbonden. Sommigen twijfelen of ze nog wel op tijd zullen verschijnen, anderen willen juist de schouders eronder zetten zolang de fabriek draait. Een operator vat de dilemma’s samen: “Straks staan we daar met een halve club.” Zo blijft de fabriek tot de laatste band in Enschede wordt gevulkaniseerd een plaats van verslagenheid én koppige trots. Dat tekent de ruwe randen van een historisch Twents bedrijf dat volgend jaar de deuren voorgoed sluit.