Kabinet zwalkend en wankelend het nieuwe jaar in

Het afgelopen jaar was voor kabinet-Schoof allesbehalve een gemakkelijke kennismaking met het regeren. Vanaf de eerste weken werd duidelijk dat de coalitie, bestaande uit PVV, VVD, BBB en NSC, veel moeite had om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. De onervarenheid van sommige bewindspersonen, het grote verschil in politieke achterbannen en de ingrijpende doelen uit het hoofdlijnenakkoord droegen bij aan een rumoerige start. Tegelijkertijd kwamen er talloze uitdagingen op het pad van de ministersploeg, variërend van het beteugelen van de inflatie tot het bewaken van de stikstofnormen. Het jaar eindigde met veel onopgeloste kwesties: sommige werden doorgeschoven, andere opgeschort. De premier sprak eind december de wens uit dat er vanaf nu daadwerkelijk geleverd zou worden. De vraag blijft of dat in 2025 haalbaar is, vooral nu de coalitiepartijen elkaar al bij aanvang van het nieuwe jaar kritisch benaderen en pleiten voor soms tegengesteld beleid.

De politieke realiteit eist dat het kabinet snel concrete resultaten laat zien, want de kiezer kijkt toe. Hoewel een kersverse regering doorgaans gebruikmaakt van de eerste maanden om meters te maken, laat de statistiek van aangenomen wetten in de beginperiode van kabinet-Schoof een mager beeld zien. Waar de Rutte-kabinetten in de eerste zes maanden ieder ruim zestig nieuwe wetten doorvoerden, bleef de teller bij dit kabinet steken op slechts zestien. De oorzaken zijn meervoudig. Het is enerzijds de complexiteit van de dossiers, waarin onderwerpen als stikstof, asielbeleid en klimaat elkaar in hoog tempo afwisselen. Anderzijds wordt regeren lastig gemaakt door de grillige politieke verhoudingen. De coalitiepartners hebben eigen prioriteiten en willen hun profiel nadrukkelijk laten zien. Dat leidt tot langdurige onderhandelingsrondes, waarbij zelfs de kleinste details regelmatig tot ruzies escaleren. Daar komt het gebrek aan politiek talent en ervaring van een aantal bewindslieden nog eens bij.

In de praktijk botst bijvoorbeeld de VVD, die traditioneel staat voor voorzichtig begrotingsbeleid, met partijen als BBB en PVV, die de hand op de knip niet hoog in het vaandel hebben staan. NSC zoekt vaak het midden, maar neemt regelmatig stelling wanneer het gaat over goed bestuur en realistische ramingen. Dat alles zorgt voor een uiterst instabiele balans. Premier Dick Schoof, die zijn sporen eerder verdiende als topfunctionaris bij de inlichtingendienst en als ambtenaar, geldt als een ervaren bestuurder, maar heeft niet de politieke vleugels die zijn voorgangers wel hadden. De vraag wie eigenlijk de politieke regie voert, duikt daarmee steeds vaker op. Wilders wordt als politiek zwaargewicht gezien, maar maakt officieel geen deel uit van het kabinet en blijft op zijn eigen manier tegelijkertijd fel oppositie voeren én steun verlenen aan het kabinet.

Het is lastig om binnen de coalitie eenduidig leiderschap te definiëren. Schoof is staatsrechtelijk het regeringshoofd, Wilders beschikt over veel kiezerslegitimiteit en Yesilgöz (VVD), Omtzigt (NSC) en Van der Plas (BBB) hechten sterk aan hun eigen programma’s en principes. Dat maakt elke verandering in de kabinetskoers tot een delicate operatie.

Asiel was vanaf het eerste moment een heet hangijzer en is dat nog steeds. De PVV heeft een flinke verkiezingswinst geboekt door de belofte om de instroom van vluchtelingen drastisch te beperken. Asielminister Marjolein Faber van PVV zet volop in op strengere wetten, die volgens haar noodzakelijk zijn om de volgens haar ‘ongecontroleerde toestroom’ te beperken. Net voor de kerstdagen kreeg ze een aantal asielmaatregelen door de ministerraad, maar de procedure is verre van afgerond. De Raad van State, die juridisch advies geeft, moet zich nog uitspreken, en critici waarschuwen nu al dat de plannen niet alleen kwetsbaar zijn voor juridische toetsen, maar ook bij de uitvoering zullen vastlopen. Faber zelf staat onder druk. Zelfs binnen de coalitie is er twijfel of haar koers uitvoerbaar is. NSC dringt aan op ‘goed bestuur’ en zal kritische passages uit het advies van de Raad van State vermoedelijk niet naast zich neerleggen. Wilders heeft echter de steven gewend richting zijn kiezers en dreigt op voorhand uit de coalitie te stappen als zijn partij moet inbinden. Het is een ruw politiek spel dat de spanningen binnen de coalitie naar een kookpunt kan brengen als de wetgeving eenmaal in de Kamer ligt.

Financieel gezien staat het kabinet voor de grote opgave om de Voorjaarsnota in het voorjaar door het parlement te loodsen en dat belooft geen eenvoudige exercitie te worden. De coalitiepartijen hebben gezamenlijk tijdens de formatie afgesproken dat bezuinigingen aan de orde zijn wanneer het begrotingstekort boven de 3 procent uitstijgt. Tegelijkertijd wijst NSC op fouten in eerdere economische ramingen, waardoor het land zich mogelijk ‘arm heeft gerekend’. In hun ogen biedt de economische groei juist financiële ruimte om te investeren. BBB heeft zich recentelijk nog sterker uitgesproken. Kamerlid Vermeer wil ‘voorkomen dat Nederland kapotbezuinigd wordt via boekhoudkundige regels’ en pleit voor meer financiële ruimte, bijvoorbeeld door de ramingen van het Centraal Planbureau minder strak te volgen. Dat staat dan weer haaks op de traditionele lijn van de VVD, die juist harde cijfers wil en, bij dreigende overschrijdingen, eerder naar de rem grijpt dan naar het gaspedaal.

De vraag is of deze uitersten in de coalitie tot een compromis kunnen komen. Minister van Financiën Eelco Heinen is onvermurwbaar in zijn standpunt dat de inflatie nog altijd te hoog is en extra uitgaven alleen maar leiden tot een verdere geldontwaarding. Hij wijst erop dat de staatsschuld op de langere termijn (ver) boven de Brusselse norm zou kunnen uitkomen als men nu niet op tijd de tering naar de nering zet.

De spanningen worden verder vergroot door een reeks extra uitgaven die volgens de coalitiepartijen zelf niet te vermijden zijn. De btw-verhoging op onder meer cultuur en sport is in de Senaat gesneuveld, wat een gat in de begroting van ongeveer 1,2 miljard euro slaat. Ook moet er geld op tafel komen om de fouten in de berekening van WIA-uitkeringen te herstellen, wat in de miljarden kan lopen. De mogelijke kosten van de stikstofaanpak zijn hoog, zeker nu Greenpeace een rechtszaak heeft aangespannen omdat het kabinet te weinig zou doen om de uitstoot terug te dringen. De rechter kan de ministers zo dwingen om flinke stappen te zetten en de schatting varieert van enkele tot wel tientallen miljarden euro’s.

Tegelijk is de klimaatopgave zo mogelijk nog groter. De internationale klimaatdoelen voor 2030 liggen vast, maar het Planbureau voor de Leefomgeving waarschuwde dat Nederland die doelen met het huidige beleid niet zal halen. Minister Hermans moet dus aanvullende klimaatmaatregelen bedenken en financieren. De discussie over wie dat moet betalen, is in Den Haag met geen tang aan te pakken. De PVV heeft sowieso al niet veel op met groen beleid en BBB zet vraagtekens bij de effectiviteit ervan. De VVD en NSC hebben in principe ingestemd met de klimaatdoelen, maar zien ook het prijskaartje voor zich. Zo wordt de Voorjaarsnota een optelsom van grote en structurele tegenvallers, terwijl de partijen ieder een andere koers willen varen.

Een ander belangrijk dossier is stikstof, al jaren een blok aan het been van opeenvolgende kabinetten. De bouw en de infrastructuur lopen spaak door strenge natuurregels, en de agrarische sector verkeert al jaren in grote onzekerheid. Oud-minister Van der Wal had onder Rutte-IV een miljardenfonds in de steigers gezet om boeren uit te kopen en de emissies terug te dringen. BBB stapte echter in de coalitie met de belofte om gedwongen krimp van de veestapel te voorkomen, waarmee de hele focus van het oude beleid van tafel ging en het budget met zo’n 20 miljard euro daalde. Minister Femke Wiersma zit in een lastig parket: haar eigen achterban verwacht dat ze de boerenbelangen verdedigt, maar rechters en Europese wetgevers eisen dat de uitstoot sterk wordt teruggedrongen. De kans is groot dat de rechter de Staat op de vingers tikt als blijkt dat de maatregelen te laat of onvoldoende effectief zijn. Daardoor duikt de term ‘gedwongen krimp’ toch weer op, iets waar BBB zich juist fel tegen verzette. De coalitie aarzelt zichtbaar, want iedere harde ingreep in de veestapel of de agrarische sector raakt een grote groep kiezers. Toch zal de druk in 2025 toenemen, omdat provincies en gemeenten niets kunnen doen als er geen stikstofruimte ontstaat. Bijna alle nieuwe vergunningen dreigen vertraging op te lopen of te worden geblokkeerd door de rechter. Dat leidt tot gefrustreerde boeren én een stagnerende bouw.

En dan is er nog NSC, de partij van Pieter Omtzigt, die nu al sinds de start van de formatie kampt met stabiliteitsproblemen. Het aantal leden is sinds de verkiezingen flink gedaald, de partij is gedecimeerd in de peilingen en er waren wisselingen in de Kamerfractie en in het kabinet. De vraag is of NSC in de voorjaarsonderhandelingen nog genoeg politieke kracht heeft om de eigen koers te handhaven. Omtzigt was maanden ziek thuis en is nog steeds niet volledig hersteld. Bij terugkeer in de Kamer was hij echter meteen kritisch op de financiële aannames. Hij gelooft dat die te pessimistisch zijn en dat er dus juist méér uitgaven mogelijk zijn. Veel hangt af van het draagvlak dat hij kan verzamelen, zowel in zijn eigen fractie als bij de andere coalitiepartijen. Maar NSC’s geloofwaardigheid staat of valt met hun interne stabiliteit en de manier waarop zij zich blijven onderscheiden van de drie andere regeringspartijen.

De onderlinge verhoudingen in de coalitie maken de zaak er niet makkelijker op. Het eerste half jaar kenmerkte zich door onderlinge harde woorden, beschuldigingen van gebrek aan empathie en zelfs verwijten van racisme in het debat. De leiders ontkwamen niet aan botsingen over onderwerpen die in het verkiezingsprogramma van de ander heilig bleken. Ruimte voor compromissen was er, maar die ontstaan vaak pas na lange en lawaaierige crisissessies. Het kabinet heeft daarom besloten meer te investeren in overleg vooraf, om te voorkomen dat onderhandelingen opnieuw uitmonden in nachtelijke marathonvergaderingen. Met name premier Schoof en minister Heinen willen in een vroeg stadium met de fractievoorzitters om tafel. De hoop is dat als de ruzies vroegtijdig worden uitgesproken, het niet tot escalaties komt. Tegelijk gaat van dit soort overleg een signaal uit naar de kiezer dat de coalitie lang niet zo eensgezind is als ze graag wil uitstralen. Tot dusver heeft het niet geleid tot merkbaar toenemend vertrouwen. De kleinste fout kan een wéér nieuwe storm ontketenen.

Schoof houdt bovendien de schijnwerpers op zich gericht, omdat hij als regeringsleider vaak verantwoordelijk wordt gehouden voor het totaalplaatje. Hij gaf aan dat de Prinsjesdagbegroting van 2024 ‘te snel in elkaar was gesleuteld’ en dat hij nu meer de regie wil nemen. Dat betekent concreet dat hij persoonlijk met de fractieleiders van zijn coalitie zal praten over de uitdagingen in de Voorjaarsnota. In theorie kan dat de angel uit veel conflicten halen. In de praktijk is de vraag of Wilders, Yesilgöz, Omtzigt en Van der Plas willen aansturen op samenwerking of juist hun eigen achterban willen plezieren met een harde lijn. In 2024 zagen we dat de leiders van de coalitie elkaar liever aftroefden dan constructief met elkaar in gesprek gingen. De financiële onderhandelingen rond de onderwijsbegroting liepen bijvoorbeeld zo uit de hand dat ze dagenlang op de kamer van Geert Wilders plaatsvonden, terwijl de premier en minister van Financiën moesten toekijken. Schoof zal dergelijke situaties in 2025 willen vermijden, maar of dat met deze coalitie tot de mogelijkheden behoort is volstrekt onzeker.

Binnen de VVD heerst de vrees dat te veel toegeven aan BBB en PVV leidt tot een onverantwoorde stijging van het begrotingstekort. Ook zien liberalen met argusogen hoe het klimaatbeleid dreigt te verzanden. Ze weten dat hun kiezers in de Randstad hechten aan een goede internationale reputatie op het gebied van duurzaamheid. Tegelijk is er vanuit VVD-achterban en bedrijfsleven de roep om economische groei niet in de kiem te smoren met onmogelijke opgaven. Dat spanningsveld is in principe niets nieuws voor de VVD, maar nu moet de partij het als minderheidspartner in een coalitie met drie andere rechtse partijen zien te managen. Het gematigde midden in de Kamer zit in de oppositiebanken, waardoor de VVD in de regering nog meer dan ooit de rol van ‘financiële politieagent’ heeft. Of die rol de partij electoraal schaadt of juist versterkt, zal moeten blijken.

Het klimaatdossier hangt als een donkere wolk boven alles heen. Het terugdringen van CO₂-uitstoot is peperduur. Met alleen gemakkelijke maatregelen, zoals isoleren en subsidies voor warmtepompen, is het niet gedaan. Het PBL berekende eerder dat er nog tientallen megatonnen CO₂ gereduceerd moeten worden om de doelen voor 2030 te halen. Sommige bewindslieden, zoals Barry Madlener op Infrastructuur, hebben ambities die lijnrecht indruisen tegen de klimaatopgave. Hij wil de snelheid op snelwegen verhogen en ruimte geven aan Schiphol. Ook Landbouw drukt op het klimaatbeleid: als Femke Wiersma de veestapel niet inkrimpt, blijft een deel van de uitstoot bestaan. De coalitiepartners wisten vooraf dat ze bij elkaar in de regering zouden moeten zoeken naar een gezamenlijk klimaatbeleid. In de praktijk blijkt dat men niet verder komt dan het erkennen van de doelen, zonder dat er consensus is over de weg ernaartoe. Dat leidt tot frustratie bij ambtenaren en maatschappelijke organisaties, die al jaren lobbyen voor meer actie. Elke maand dat er geen duidelijke maatregelen komen, loopt Nederland verder achter op schema.

De komende maanden zal blijken of kabinet-Schoof inderdaad in staat is om een ‘frisse start’ te maken, zoals de premier en enkele collega-ministers beloofden. De voorjaarsvergaderingen in de Tweede Kamer beginnen, de fractieleiders keren terug van reces en de eerste juridische uitdagingen doemen op. De rechtspraak kan namelijk harde uitspraken doen over bijvoorbeeld de stikstofaanpak, met mogelijk grote gevolgen voor de politiek. In de asielsector kijken vreemdelingenrechtjuristen, gemeenten en maatschappelijke organisaties gespannen toe of de aangekondigde asielwetten kans maken. Faber heeft juristen tegen zich in het harnas gejaagd door haar plannen te baseren op vergaande inperkingen van de bewegingsvrijheid van asielzoekers. De Raad van State zal ongetwijfeld met een kritische bril kijken naar de onderbouwing. Als die onderbouwing onvoldoende is, moet de coalitie het met minder rigoureuze middelen doen, of het risico nemen dat de wet sneuvelt bij de rechter.

De kabinetsleden weten dat elke crisis kan uitmonden in een kabinetsval. De PVV ziet het misschien niet als ramp als het kabinet straks strandt op financiële of asielgerelateerde conflicten. De achterban van Wilders verwacht juist een harde opstelling en vervroegde verkiezingen zouden het rechtse blok misschien geen windeieren leggen. Voor NSC ligt dat ingewikkelder, omdat hun steun in de peilingen zeer fors is afgenomen. Omtzigt zal niet happig zijn op het lot van een tussentijdse verkiezing, terwijl hij net herstellende is van zijn zoveelste burn-out. De BBB is vooral gebrand op succes in het stikstofdossier: als die mislukken, is de partij bij de volgende stembusgang kwetsbaar voor haar eigen boze achterban. De VVD vreest dat een te vroeg uiteenvallen van de coalitie het beeld bevestigt dat rechts geen stabiel kabinet kan neerzetten.

Op de achtergrond blijft de vraag of een kabinetsval over geld of inhoud tot een electoraal verlies of juist winst leidt, maar daarover verschillen de meningen. De meeste partners lijken te vrezen dat voortijdig opstappen onvoorspelbare gevolgen heeft, waardoor iedereen, althans voorlopig, gebaat is bij een vorm van samenwerking.

Zo liggen er in 2025 enorme uitdagingen. De coalitie staat voor de opgave om miljarden te vinden voor afgeschaalde btw-verhogingen, uitgeholde begrotingsposten en noodzakelijk klimaat- en stikstofbeleid. Het asielbeleid is een tikkende tijdbom. De interne cohesie is nog wankel, want men vertrouwt elkaar niet volledig en de onderlinge verschillen zijn groot.

Het kabinet heeft formeel een ruime meerderheid in de Tweede Kamer, maar in de Eerste Kamer moet het zaken doen met verschillende oppositiepartijen. Dat is niet ongebruikelijk, maar het grote probleem zit niet in de parlementaire wiskunde, maar in de politieke wil tot compromissen en in de reële uitvoering van al die plannen.

Of de ministersploeg er uiteindelijk in slaagt knopen door te hakken, is bijzonder onzeker. Een ding is duidelijk: Nederland kijkt toe. De belofte van premier Schoof om ‘nu echt te gaan leveren’ klinkt hoopvol, maar de praktijk zal uitwijzen of de coalitie opnieuw verzandt in geruzie of dat men er eindelijk slaagt de eensgezindheid te vinden die nodig is om de kabinetsplannen tot wasdom te laten komen.