Tevredenheid over kabinet naar nieuw dieptepunt
Het kabinet Schoof ziet zijn populariteit verder kelderen. Uit de nieuwste Ipsos I&O-peiling blijkt dat de tevredenheid over het kabinet gedaald is naar een nieuw dieptepunt van slechts 26 procent. Dit is een scherpe daling ten opzichte van juni, toen nog 39 procent van de kiezers vertrouwen had in het kabinet. Inmiddels zegt 61 procent van de kiezers ontevreden te zijn, een niveau dat doet denken aan de laatste maanden van het vorige kabinet-Rutte IV.
De ontevredenheid is niet alleen voelbaar onder oppositiekiezers, maar ook bij kiezers van de coalitiepartijen zelf. De steun onder PVV-kiezers is gedaald van 81 procent in juni naar 65 procent nu. Ook onder BBB-kiezers is de tevredenheid fors afgenomen, van 86 procent in juni naar slechts 58 procent. VVD-kiezers zijn nu nog kritischer; slechts 36 procent van hen zegt tevreden te zijn, een daling ten opzichte van juni, toen dat aandeel nog 59 procent was. Voor NSC-kiezers geldt hetzelfde patroon, met een daling van tevredenheid van 69 naar 42 procent.
Volgens het rapport van Ipsos I&O ligt de dalende steun voor het kabinet vooral aan een gebrek aan daadkracht, een ineffectieve samenwerking en het niet nakomen van verkiezingsbeloften. Met name de kiezers van BBB en PVV geven aan gefrustreerd te zijn over de ‘dwarsliggende’ houding van NSC in het kabinet, terwijl coalitiekiezers vaak ook de linkse oppositie en de media verantwoordelijk houden voor het dwarsbomen van het beleid.
Ipsos I&O plaatst deze daling in een historisch perspectief. Lage tevredenheid met een kabinet gaat doorgaans gepaard met zetelverlies voor de coalitiepartijen. Bij het vorige kabinet Rutte IV daalde de tevredenheid in oktober 2022 naar 19 procent, wat zich vertaalde in een virtuele meerderheid van slechts 45 zetels voor de coalitie. Hoewel de huidige coalitie van het kabinet Schoof met 68 zetels geen Kamermeerderheid meer zou hebben, blijven de virtuele zetelverliezen relatief beperkt, wat wellicht te verklaren is door het ontbreken van duidelijke alternatieven aan de rechterzijde.
Ten opzichte van de peiling van 23 september is er weinig veranderd in de zetelverdeling, die voor de vier coalitiepartijen samen op 68 zetels blijft staan. Bij de verkiezingen in november vorig jaar behaalden deze partijen gezamenlijk nog een ruime meerderheid van 88 zetels. Het verlies van 20 zetels wordt vooral toegeschreven aan NSC, dat van 20 naar 4 zetels is gedaald. De VVD stond lange tijd op fors verlies, maar herstelt zich enigszins en staat nu op 21 zetels, drie minder dan bij de vorige verkiezingen.
De PVV van Geert Wilders blijft de grootste partij met 38 zetels, hoewel dit er negen minder zijn dan in mei, toen de partij een piek bereikte van 47 zetels. Ipsos I&O merkt op dat de daling van de PVV vooral te wijten is aan kiezers die de standpunten van de partij als te extreem ervaren en daarom overstappen naar andere rechtse partijen, zoals de VVD en JA21.
In het politieke landschap valt verder op dat het CDA en de Partij voor de Dieren de enige partijen zijn die een groei in zetels weten te realiseren. Het CDA, onder leiding van Henri Bontenbal, stijgt van 5 naar 11 zetels. Kiezers die de overstap maken naar het CDA roemen de partijleider om zijn kalme en betrouwbare uitstraling, wat hem aantrekkelijk maakt voor kiezers die op zoek zijn naar stabiliteit.
De Partij voor de Dieren groeit van 3 naar 8 zetels. De partij weet vooral kiezers aan te trekken die eerder strategisch op GroenLinks-PvdA stemden, maar zich nu willen uitspreken voor dierenrechten of nadrukkelijker links-progressief zijn. Dit zijn vaak kiezers die teleurgesteld zijn in de linkse samenwerking en zich meer thuis voelen bij de idealistische koers van de Partij voor de Dieren.
De peiling laat ook zien dat het electoraat verder naar rechts is opgeschoven, met een gemiddelde zelfplaatsing van 5,5 op een schaal van 1 (uiterst links) tot 9 (uiterst rechts). GroenLinks-PvdA wordt door kiezers nu als de meest linkse partij gezien, wat een obstakel lijkt te vormen voor de partij om ontevreden kiezers van rechtse coalitiepartijen aan zich te binden.
Wat betreft de waardering van ministers zien we dat premier Dick Schoof nog steeds de bekendste en best gewaardeerde minister is met een score van 6,3. Andere ministers zoals Mona Keijzer (BBB), Fleur Agema (PVV) en Femke Wiersma (BBB) zagen hun waarderingscijfers echter dalen. Minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) verloor terrein na een kortstondige stijging na de Algemene Beschouwingen en scoort nu een 6,2.
De scepsis onder kiezers over de gebrekkige effectiviteit van het beleid blijft groeien. Ipsos I&O vroeg de respondenten naar hun verwachtingen over de realisatie van tien beleidsdoelen van het kabinet. Slechts over één doel, het versterken van de defensie, is een meerderheid van de kiezers optimistisch (54%). Op andere terreinen, zoals het verminderen van immigratie, het beschermen van de democratie en het bouwen van meer woningen, is het vertrouwen aanzienlijk lager. Slechts 32 procent van de kiezers verwacht dat het kabinet erin zal slagen de immigratie te verminderen en nog minder kiezers hebben vertrouwen in maatregelen rond veiligheid, natuurbehoud en het verkleinen van de kloof tussen arm en rijk.
De kritiek op het kabinet is zowel procesmatig als inhoudelijk. Kiezers van links-progressieve partijen, zoals GroenLinks-PvdA en D66, klagen over de eenzijdige focus van het kabinet op immigratie en asielbeleid en missen aandacht voor thema’s zoals bestaanszekerheid, klimaat en natuur. Ondertussen mopperen BBB- en PVV-kiezers over de invloed van NSC, die volgens hen te veel dwarsligt in de coalitie.
De politieke peiling van Ipsos I&O toont een duidelijke trend voor het kabinet Schoof: een gestaag dalende tevredenheid onder kiezers. Hoewel de coalitiepartijen relatief stabiel blijven in zetels, is het gebrek aan daadkracht, samenwerking en geloofwaardigheid een punt van kritiek dat van links tot rechts wordt gedeeld. In dit klimaat van toenemende scepsis lijkt de uitdaging voor het kabinet om het vertrouwen van de kiezers te herstellen steeds groter te worden.
