Kennis en vaardigheden leerlingen moeilijk vergelijkbaar

Er zijn toenemende zorgen over de kennis en vaardigheden van Nederlandse scholieren. Waar Nederland twintig jaar geleden nog aan de Europese top stond, zakt het de laatste jaren steeds verder weg in internationale peilingsonderzoeken. Maar in hoeverre zijn die peilingsonderzoeken een accurate graadmeter? Wanneer andere landen hun score verbeteren of meer landen deelnemen zakt Nederland weliswaar, maar betekent dat niet automatisch dat leerlingen achteruit zijn gegaan. Ook zijn er diverse factoren die een goede vergelijking van de scores over de tijd en tussen landen lastig maken. Dat concludeert het Centraal Planbureau in de publicatie ‘Een blik op de Nederlandse positie in internationale onderwijsrankings’, die op 21 december is gepubliceerd.

Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het CPB gekeken in hoeverre internationale peilingsonderzoeken, zoals PISA, een betrouwbare graadmeter zijn voor de prestaties van Nederland. Daaruit blijkt dat er diverse factoren zijn die de score en positie van Nederland beïnvloeden, maar niet direct hoeven te duiden op een verandering van de onderwijsprestaties. Zo melden ieder jaar nieuwe landen zich aan voor de peilingsonderzoeken. Als deze nieuwe landen hun score verbeteren, daalt Nederland automatisch een aantal plekken op de ranking.

Veranderingen in methoden en toetsingskaders
De internationale literatuur laat zien dat ook andere factoren de positie van een land kunnen beïnvloeden. Zo pakken bijvoorbeeld veranderingen in de afnamemodus, zoals van papieren naar digitale toetsing, voor sommige landen gunstiger uit dan voor andere. De statistische methoden waarmee de resultaten worden berekend, worden ook regelmatig veranderd, waardoor een vergelijking met eerdere peiljaren lastig is. Hetzelfde geldt voor wijzigingen in het toetsingskader. Zo is door de jaren heen de definitie van ‘goed kunnen lezen’ regelmatig bijgesteld. Ook blijkt dat de motivatie en het ‘testuithoudingsvermogen’ van de leerlingen een impact hebben op de rankings. Uit diverse onderzoeken blijkt dat onder andere bovenstaande factoren de positie van Nederland zowel positief als negatief beïnvloeden, maar het is niet mogelijk om het totale effect daarvan in een cijfer te vangen.

Oplossingen
Om tot een betere vergelijking over de tijd en tussen landen te komen, zouden de uitvoerende organisaties een aantal wijzigingen kunnen doorvoeren. Een voorbeeld daarvan is het koppelen van de data van PISA aan het leerlingvolgsysteem en nationale toetsen, zoals het eindexamen. Het koppelen van deze gegevens kan inzicht verschaffen in de representativiteit van de steekproef. Ook zou de impact van wijzigingen in het toetsingskader beter inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Het zou dan namelijk duidelijker zijn of een veranderde score samenhangt met onderwijskwaliteit of met het feit dat de toetsen niet ieder jaar dezelfde vaardigheden meten.