Geen wettelijke basis voor de nareismaatregel, gezinsleden asielzoekster mogen naar Nederland komen

De voorzieningenrechter in Haarlem komt tot de conclusie dat er geen wettelijke basis is voor de zogenoemde nareismaatregel. De regering heeft de nareismaatregel ingevoerd om de instroom van familieleden van toegelaten asielzoekers tijdelijk te beperken. In een zaak over een Syrische vrouw die in Nederland een asielvergunning heeft gekregen, bepaalt de voorzieningenrechter nu dat haar Syrische gezinsleden meteen moeten worden toegelaten in Nederland. Zij hoeven niet eerst een half jaar te wachten.

Verzoek gezinsleden
De regering nam in augustus 2022 een aantal maatregelen vanwege de problemen met de opvang van asielzoekers. Een daarvan is de zogenoemde nareismaatregel, bedoeld om de instroom van familieleden van toegelaten asielzoekers te beperken. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat er geen wettelijke basis is voor deze nareismaatregel, nadat een echtgenoot en zes kinderen van een Syrische vrouw zich bij de vrouw willen voegen.

De gezinsleden verblijven op dit moment in Soedan. De vrouw heeft een asielvergunning in Nederland gekregen. Al in oktober is aan de gezinsleden een zogenoemde machtiging tot voorlopig verblijf verleend, maar zij mogen door de nareismaatregel deze pas in april volgend jaar afhalen tenzij zij eerder zelf geschikte woonruimte in Nederland vinden. De gezinsleden hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit waarin dit voor hen is bepaald. Dat bezwaar is nog in behandeling: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet nog een beslissing nemen over het bezwaar. Intussen hebben de gezinsleden aan de voorzieningenrechter gevraagd opdracht te geven om hun de machtiging tot voorlopig verblijf alsnog direct te verstrekken.

De voorzieningenrechter geeft in deze procedure een voorlopig oordeel en concludeert dat het bezwaar van de gezinsleden een goede kans van slagen heeft.

Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter constateert allereerst dat gezinsleden een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. Het tijdelijk visum dat zij hebben om zo lang in Soedan te kunnen verblijven, verloopt deze week. En ook blijven de kinderen door de nareismaatregel langer gescheiden van hun moeder.

De voorzieningenrechter vindt verder dat de nareismaatregel, die bestaat uit de mededeling dat verzoekers hun machtiging tot voorlopige verblijf pas in april kunnen afhalen, rechtsgevolg heeft. De staatssecretaris had betoogd dat het een feitelijke mededeling is waarvoor geen wettelijke basis nodig is. Daarmee is de voorzieningenrechter het niet eens.

Vervolgens constateert de voorzieningenrechter dat de nareismaatregel in strijd is met de Nederlandse Vreemdelingenwet. Ook is deze maatregel in strijd met twee bepalingen in de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn. De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om de regels van de Gezinsherenigingsrichtlijn ook van toepassing te laten zijn voor de categorie asielzoekers waartoe de vrouw behoort, en deze regels gelden in dit geval dan ook rechtstreeks en onvoorwaardelijk. Dat de nareismaatregel is getroffen om de verplichtingen tot opvang van andere asielzoekers of statushouders na te kunnen komen, betekent niet dat de staatssecretaris zijn verplichtingen tegenover de vrouw en haar gezinsleden daaraan nu ondergeschikt kan maken.

Om deze redenen heeft het bezwaar van de vrouw volgens de voorzieningenrechter goede kans van slagen. Omdat dit zo is, laat de voorzieningenrechter het belang van de vrouw en de gezinsleden - en vooral dat van de minderjarige kinderen om nu spoedig met hun moeder te worden herenigd - zwaarder wegen dan het belang van de staatssecretaris om de opvangcrisis het hoofd te bieden. Hij bepaalt daarom dat verzoekers alsnog binnen 24 uur hun machtiging tot voorlopige verblijf moeten krijgen. Daarmee kunnen zij naar Nederland komen.

Als de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te zijner tijd een beslissing heeft genomen over het bezwaar van de gezinsleden, kan eventueel nog een beroepsprocedure volgen waarin de rechtbank die beslissing beoordeelt.

Deze uitspraak is gedaan door de rechtbank Den Haag met zittingsplaats Haarlem.