Afschaffen rechterlijke dwangsom in asielzaken in strijd met Europees recht

Het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in asielzaken is in strijd met Europees recht. Daarom is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND die dit sinds 11 juli 2021 regelt, op dit punt onverbindend. De wet verbood de bestuursrechter om de staatssecretaris een dwangsom op te leggen als hij niet binnen de wettelijke termijn op een asielaanvraag heeft beslist. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (30 november 2022). In een andere uitspraak van vandaag oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken niet in strijd is met Europees recht.

Bestuurlijke en rechterlijke dwangsom
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet in beginsel binnen zes maanden op een asielaanvraag beslissen. Deze termijn vloeit voort uit de Europese Procedurerichtlijn. In de Nederlandse wet is vastgelegd dat iemand bij de bestuursrechter beroep kan instellen tegen te trage besluitvorming van de overheid. Als de overheid tijdens de behandeling van het beroep nog steeds geen besluit heeft genomen op een aanvraag, geeft de bestuursrechter aan de overheid de opdracht om alsnog een besluit te nemen. Daarbij legt hij ook een zogenoemde rechterlijke dwangsom op. Naast de rechterlijke dwangsom kent de Nederlandse wet ook de bestuurlijke dwangsom. Dat is een dwangsom die de overheid automatisch is verschuldigd als zij niet binnen de wettelijke termijn een besluit neemt. Voor de bestuurlijke dwangsom hoef je niet naar de bestuursrechter. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit zowel de rechterlijke als de bestuurlijke dwangsom uit in asielzaken.

Asielzaken uitsluiten van rechterlijke dwangsom mag niet
De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND onverbindend voor zover de mogelijkheid is uitgesloten om een rechterlijke dwangsom op te leggen in asielzaken. Dit is namelijk in strijd met het beginsel van effectieve rechtsbescherming. Het is voor de rechtszekerheid en het vertrouwen in de overheid belangrijk dat de staatssecretaris op tijd beslist op asielaanvragen. Zo kan een vreemdeling die asiel krijgt, zo snel mogelijk starten met integreren en een vreemdeling die geen asiel krijgt spoedig terugkeren naar zijn land van herkomst. Zonder de rechterlijke dwangsom heeft een vreemdeling geen effectief middel om de staatssecretaris ertoe te bewegen op tijd een besluit te nemen.

Asielzaken uitsluiten van bestuurlijke dwangsom mag wel
Maar de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt in een andere uitspraak van vandaag dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken niet in strijd is met het Europese beginsel van effectieve rechtsbescherming. Anders dan bij de rechterlijke dwangsom is de overheid automatisch een bestuurlijke dwangsom verschuldigd. Dat betekent dat dit geen middel is voor een burger om de overheid ertoe te bewegen om tijdig een besluit te nemen. Ook is het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom niet in strijd met het zogenoemde gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit beginsel vereist dat op vergelijkbare procedures dezelfde procedureregels van toepassing zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de asielprocedure niet vergelijkbaar is met andere Nederlandse procedures. Een andere regeling is dus gerechtvaardigd. De Afdeling bestuursrechtspraak komt daarom tot de slotsom dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken niet in strijd is met het beginsel van effectieve rechtsbescherming of het gelijkwaardigheidsbeginsel.