Afname vogelpopulaties in stedelijk gebied

Van de vogels die in steden en dorpen voorkomen, gaan er meer soorten in aantal achteruit dan vooruit. Met name de soorten uit de stedelijke groene leefomgevingen, zoals park en bos, nemen af. Dit blijkt uit de nieuwe indicator ‘vogels van stedelijk gebied’, die het CBS samen met Sovon Vogelonderzoek heeft gepubliceerd op het Compendium voor de Leefomgeving. Deze neemt met iets meer dan 6 procent af in de periode 2007-2020.

Sinds 2007 worden vogels in steden en dorpen geteld in het Meetnet Urbane Soorten (MUS) van Sovon Vogelonderzoek Nederland, georganiseerd vanuit het Netwerk Ecologische Monitoring. Van 83 vogelsoorten zijn voldoende gegevens beschikbaar om een trend in het stedelijk gebied te berekenen. De indicator ‘vogels van stedelijk gebied’ geeft de gemiddelde trend weer van deze populaties in steden en dorpen.

Afname vogels van stedelijk groen
Met name vogelsoorten kenmerkend voor de drie groene typen leefomgeving in de stad gaan in aantal achteruit: bos en park (-20 procent), struweel en struiken (-30 procent) en open groen (-10 procent). Dit komt onder meer door het verder volbouwen van de stad, en voor vogels ongunstig groenbeheer in het stedelijk gebied.

Ook van een vierde groep stadsvogels - soorten die een sterke relatie hebben met bebouwing - gaan de populaties achteruit (met 10 procent): dit geldt voor negen soorten waaronder de huismus, spreeuw, zwarte roodstaart en gierzwaluw, maar alleen als de slechtvalk buiten beschouwing wordt gelaten. De slechtvalk doet het juist bijzonder goed in de stad. Als deze meegenomen wordt, neemt de populatie van deze groep toe met 22 procent.

Meer water- en moerasvogels in bebouwd gebied
Alleen de groep water- en moerasvogels neemt duidelijk toe binnen het stedelijk gebied: gemiddeld met 30 procent sinds 2007. Dit zijn soorten die door de groei van de populaties in het buitengebied steeds meer het stedelijk gebied zijn ingetrokken, zoals krakeend en grauwe gans. Dit komt onder meer door een verbeterde waterkwaliteit en de aanleg van meer waterpartijen binnen (nieuwe) stadskernen.

Een bijzonder fenomeen is de toename in de stad van kleine mantelmeeuwen en zilvermeeuwen, die aan de kust als broedvogel achteruitgaan door vossen en menselijke verstoring. Als alternatief hebben deze vogels veilige broedlocaties op daken gevonden, en trekken daarbij steeds verder het binnenland in.

Trend vogels stedelijk gebied in landelijke context
Om de trend van vogels in het stedelijk gebied te kunnen vergelijken met de rest van Nederland is een indicator gemaakt van de ontwikkelingen van dezelfde 83 soorten buiten het stedelijk gebied. Hieruit blijkt dat de vogels die in bebouwd gebied afnemen, het in de rest van Nederland wel goed doen. Waar in het stedelijk gebied maar een van de vijf vogelgroepen een duidelijk positieve trend vertoont (water- en moerasvogels), gaan in het buitengebied - inclusief de beschermde natuur- en natuurontwikkelingsgebieden - vier van deze vijf groepen erop vooruit. De enige groep die in het buitengebied achteruit gaat zijn de vogels van open groen, waaronder een aantal boerenlandvogels (zoals grutto en kievit). Hiervan is bekend dat de populaties al decennia lang zeer sterk afnemen