Kritiek op nieuwe expositie IHC

Opnieuw is het Indisch Herinneringscentrum (IHC) onderwerp van kritiek. Ditmaal is een nieuwe expositie over de “dekolonisatie” van voormalig Nederlands-Indië onderwerp van debat. Critici vrezen een politieke manifestatie.

Begin deze week maakte het IHC bekend een tentoonstelling in Museum Sophiahof op te zetten over de dekolonisatie van Nederlands-Indië. De expositie, die als titel heeft ‘Ons Land – Dekolonisatie, generaties, verhalen’, zou enkele jaren te bezoeken moeten zijn. Twee hoogleraren moeten het project begeleiden, waaronder de zeer uitgesproken Remco Raben, die tevens verbonden is aan het grote Indië-onderzoek. Raben is niet onomstreden. Zijn activisme deed eerder al menig wenkbrauw fronsen, bijvoorbeeld toen de hoogleraar medio 2020 de oproep deed om vooral een petitie vóór het verwijderen van Nederlandse standbeelden te tekenen. Zijn collega Anne-Lot Hoek riep juist op om straten en pleinen te vernoemen naar Soekarno. In dat laatste zag Raben geen bezwaar. Of Raben hier dan ook de juiste man op de juiste plek is, wordt door diverse ingewijden sterk betwijfeld.

De keuze voor Raben versterkt het beeld dat het IHC vooral op het Indonesische perspectief is gericht en maar weinig oog heeft voor de grote groep (Indische) Nederlanders, waarvoor het IHC aanvankelijk is opgericht. Daarnaast klinkt er ook al langer kritiek dat het IHC onevenredig veel aandacht besteedt aan het perspectief van diverse minderheidsgroepen uit Nederlands-Indië. Dat naast Raben ook een hoogleraar Molukse Migratie en Cultuur de expositie moet begeleiden bevestigt die indruk. Volgens de laatste beschikbare cijfers zijn er in Nederland tussen de 1.5 en 2 miljoen Indische Nederlanders, tegenover 70.000 Molukkers. Wie het IHC bezoekt krijgt echter een geheel andere indruk, iets dat in eerdere tentoonstelling treffend werd geïllustreerd door de aanwezigheid van de Indonesische, Molukse en Papoea’s vlag, terwijl die van Nederland geheel ontbrak.

Het is niet de eerste keer dat het IHC onder vuur licht. Eerder was er ook al ophef over de expositie ‘Vechten voor Vrijheid’, omdat daarin het Bersiap-geweld gepleegd door Indonesiërs werd aangeduid als verzet en werd vergeleken met het verzet tegen Nazi-Duitsland en Japan. Koning Willem-Alexander moest die expositie uiteindelijk openen, iets dat in de wandelgangen werd beschouwd als een schoffering. Daarnaast was er rumoer rondom een polariserende tentoonstelling over Depok. Ook de exorbitant hoge toegangsprijzen en Indonesische kledingvoorschriften, die het centrum voor dagprogramma’s bleek te hanteren, leidden tot ergernis onder Indische Nederlanders. Er zijn soortgelijke geluiden over de invloed van het IHC in Museum Bronbeek. Het is een publiek geheim dat diverse gidsen, bezoekers en anderen zich daar om vergelijkbare redenen niet langer vertonen.