Nederland is niet verplicht een Nederlandse vrouw uit Noord-Syrië te repatriëren

De Nederlandse Staat kan niet verplicht worden om tot repatriëring over te gaan van een Nederlandse vrouw die gevangen zit in Noord-Syrië. Vandaag heeft het gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan over een vordering van deze vrouw aan de Staat om zich in te zetten voor haar repatriëring.

De 32-jarige vrouw verblijft in het vluchtelingenkamp Al-Hol in Noord-Syrië. Zij is in 2014 uitgereisd naar toenmalig IS-gebied. Het gebied in Noord-Syrië en het kamp Al-Hol worden momenteel beheerst door Koerdische groeperingen. De omstandigheden in het kamp zijn erbarmelijk. Er is weinig gezondheidszorg beschikbaar en er is sprake van (dreiging met) geweld, ook tussen de vluchtelingen onderling. Er is een tekort aan voedsel en (drink)water en de hygiëne is slecht. De vrouw heeft bovendien ernstige geestelijke en lichamelijke problemen.

Het gerechtshof Den Haag vindt de situatie van de vrouw schrijnend, maar oordeelt dat de Staat niet verplicht is om tot repatriëring over te gaan. In een eerdere zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Staat een grote mate van beoordelings- en beleidsruimte heeft bij de beslissing om al dan niet tot repatriëring van Nederlandse vrouwen en kinderen uit Noord-Syrië over te gaan. De rechter kan slechts beoordelen of de Staat in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

Het hof overweegt dat de Staat dat in redelijkheid kon. De situatie ter plaatse is nog steeds gevaarlijk. Er zijn fricties tussen Koerdische groeperingen, regeringstroepen en andere gewapende groeperingen. Belangen van andere landen leidden eerder tot een inval van Turkije. De situatie kan van dag tot dag veranderen. Voor repatriëring van de vrouw moet de Staat mensen ter plaatse inzetten. De Staat mag ervoor kiezen dat niet te doen als die mensen gevaar lopen voor hun veiligheid.

Bovendien is het gebied in Noord-Syrië in handen van internationaal niet algemeen erkende groeperingen waarmee de Staat bewust geen banden onderhoudt. Ook onderhoudt de Staat geen banden met het regime van Assad. Het vormgeven van diplomatieke en internationale betrekkingen is primair aan de Staat. Volgens het hof kan de Staat op dit moment niet door de rechter gedwongen worden om voor de repatriëring van de vrouw dergelijke banden toch aan te gaan en contact te zoeken met de machthebbers ter plaatse.