Acute jeugdbescherming is gegarandeerd, maar ...

Het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen in de jeugdbescherming is de afgelopen jaren flink toegenomen. Ondanks die toename worden kinderen die in een acuut onveilige situatie verkeren vrijwel altijd direct in veiligheid gebracht. De Raad voor de Kinderbescherming, kinderrechters en gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming zijn hiertoe gezamenlijk in staat. Dat blijkt uit het verantwoordingsonderzoek 2019 van de Algemene Rekenkamer.

Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulpverlening, de preventieve jeugdbescherming en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Door de zorg dichter bij het kind te brengen, was de verwachting dat het beroep op (acute) jeugdbescherming zou afnemen. Onveilige situaties zouden eerder door sociale buurt- en wijkteams worden gesignaleerd. Het aantal acute kinderbeschermingsmaatregelen is echter flink toegenomen. Medio 2017 waren er zo’n 650 voorlopige ondertoezichtstellingen, begin 2019 waren het er circa 780.

Spoedmaatregelen krijgen altijd prioriteit
De Raad voor de Kinderbescherming is, op grond van een melding van bijvoorbeeld een sociaal wijk- of buurtteam, Veilig Thuis of de politie de aangewezen instantie die een kinderrechter kan vragen om het opleggen van spoedmaatregelen zodat een kind in veiligheid wordt gebracht. Op alle locaties van de Raad voor de Kinderbescherming is de benodigde capaciteit daarvoor gewaarborgd.

Kinderrechters
Spoedmeldingen die door de ernst van de situatie niet kunnen worden afgehandeld met een interventie op basis van vrijwillige hulpverlening, legt de Raad voor de Kinderbescherming ook direct voor aan de kinderrechter. Kinderrechters geven zonder uitzondering aan dat zij zelden twijfelen aan de situaties die de Raad voor de Kinderbescherming voorlegt. Voor kinderrechters is het evident dat in deze gevallen sprake is van een acuut onveilige situatie. Zij plaatsen daarop altijd het kind onder voorlopig toezicht en/of onmiddellijk uit huis. Het tekort aan voldoende gekwalificeerde kinderrechters vormt hierin geen belemmering.

Uitvoering uithuisplaatsing
Zodra de kinderrechter spoedmaatregelen heeft opgelegd, wordt de uithuisplaatsing van een kind met grote snelheid uitgevoerd door een gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming. Dit houdt in dat het kind door medewerkers van deze instelling, veelal gezinsvoogden, direct in veiligheid wordt gebracht bij een crisispleeggezin of in een crisisgroep. Gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming hebben te maken met een groot personeelsverloop. De instellingen geven weliswaar prioriteit aan de veiligheid van het kind, maar het lukt niet altijd om op de dag van uitvoering van de spoedmaatregelen een vaste gezinsvoogd aan het gezin te koppelen.

Acute jeugdbescherming is gegarandeerd, maar…
De uitkomsten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer leveren een tweeledig beeld op. De acute jeugdbescherming is gegarandeerd, maar nadat een kind in nood met spoed in veiligheid is gebracht, krijgt het lang niet altijd meteen de hulp en begeleiding die het daarna nodig heeft. Het lukt als gevolg van de lange wachtlijsten in de jeugdzorg in veel gevallen niet om binnen een aanvaardbare termijn een geschikte, passende plaats voor het kind te vinden. Daarnaast wordt voorafgaand aan het uitvoeren van een spoedmaatregel soms lang gewerkt binnen het vrijwillige kader. Zowel medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg Nederland en kinderrechters brachten tijdens het onderzoek naar voren dat problematische situaties in gezinnen regelmatig onnodig escaleren als gevolg van te late signalering door sociale wijk- of huurteams. Sommige sociale wijk of buurteams, die van oudsher vooral ondersteuning en zorg aanbieden, hebben volgens hen een gebrek aan kennis over en ervaring met jeugdbescherming in het gedwongen kader.

Extra geld voor jeugdzorg niet geoormerkt
Het kabinet heeft in 2019 besloten om voor de periode 2019-2021 ruim € 1 miljard extra ter beschikking te stellen aan gemeenten voor jeugdzorg. Dit bedrag is niet geoormerkt en is vrij besteedbaar voor gemeenten. Gemeentebesturen leggen over de besteding van deze middelen alleen verantwoording af aan de gemeenteraad en niet aan het Rijk. Het is dus achteraf op rijksniveau niet vast te stellen – noch door de minister van VWS, noch door de Algemene Rekenkamer – of het toegekende geld adequaat is geweest en of de beoogde doelmatigheid is bereikt.

Dit onderzoek is medio 2019 begonnen. Het beschrijft de situatie vóór de komst van corona naar Nederland en het van kracht worden van alle beperkende maatregelen. Door deze maatregelen is de kans op huiselijk geweld en kindermishandeling groter geworden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is hierop alert. Eind april is een nieuwe landelijke campagne van start gegaan die slachtoffers en omstanders moet helpen in actie te komen tegen huiselijk geweld.