Meer werklozen, maar arbeidsmarkt blijft krap

De spanning op de arbeidsmarkt is in het derde kwartaal van 2019 afgenomen, maar blijft hoog. De verruiming van de arbeidsmarkt is toe te schrijven aan een toename van de werkloosheid. Het aantal werklozen groeide namelijk sterker dan het aantal vacatures. Dit komt voor een groot deel doordat meer mensen begonnen met zoeken naar werk en er minder werk vonden. Het aantal banen nam eveneens toe, maar minder sterk dan in voorgaande kwartalen. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de arbeidsmarkt.

Voor het eerst in 5,5 jaar steeg de werkloosheid van het ene op het andere kwartaal. In het derde kwartaal waren er 319.000 werklozen, 14.000 meer dan in het tweede kwartaal. Het aantal openstaande vacatures nam met 4.000 toe tot 288.000 .

Hierdoor is de spanning op de arbeidsmarkt gedaald naar gemiddeld 90 vacatures per 100 werklozen. In het tweede kwartaal waren dat nog 93 vacatures per 100 werklozen.

Aantal vacatures blijft toenemen
Eind september 2019 was het aantal openstaande vacatures opgelopen tot 288.000 . Dat is een toename van 4.000 vergeleken met een kwartaal eerder. Al zes jaar lang neemt het aantal openstaande vacatures elk kwartaal toe. In het derde kwartaal ontstonden er 316.000 nieuwe vacatures en er werden er 312.000 vervuld. Niet eerder zijn er in een kwartaal zoveel vacatures vervuld.

Meeste vacatures in de handel
De meeste openstaande vacatures zijn er in de handel (57.000 ), de zakelijke dienstverlening (48.000 ) en de zorg (39.000 ). In de zakelijke dienstverlening nam het aantal vacatures in het derde kwartaal het meest toe, met 2.000 . In de handel en de zorg nam het aantal vacatures ook toe, elk met 1.000 . Deze stijgingen zijn kleiner dan in het voorgaande kwartaal. In zeven bedrijfstakken nam het aantal vacatures iets af, de grootste afname was in het openbaar bestuur (1.000 ).

Bij drie van de veertien bedrijfstakken heeft het aantal openstaande vacatures een nieuw hoogtepunt bereikt. Dit geldt voor de handel, de zorg en de informatie en communicatie. In de financiële dienstverlening is het beeld totaal anders: daar bedraagt het aantal vacatures nu minder dan de helft van de aantallen vacatures van voor de economische crisis.

Vacaturegraad licht gedaald
De vacaturegraad nam in het derde kwartaal van 2019 iets af, van 34 naar 33. Dit verhoudingsgetal geeft aan hoeveel vacatures er zijn per.000 banen van werknemers. De vacaturegraad is nu weer gelijk aan die van het eerste kwartaal van 2019. Hiermee blijft deze graadmeter hoger dan de hoogste stand die eerder in 2007 en 2008 werd genoteerd (toen 32 vacatures per 1.000 werknemersbanen).

Al jarenlang is de vacaturegraad het hoogst in de bedrijfstak informatie en communicatie. Eind september waren er in deze bedrijfstak 66 vacatures op.000 werknemersbanen, 1 meer dan aan het einde van het tweede kwartaal. Hierna volgen de bouwnijverheid met 55 vacatures per.000 banen en de horeca met 51 vacatures per.000 banen. In deze bedrijfstakken nam de vacaturegraad in het derde kwartaal af met respectievelijk 2 en 7. De vacaturegraad is met 14 vacatures per.000 banen van werknemers wederom het laagst in het onderwijs.

Stijging aantal banen wordt minder
Het totaal aantal banen van werknemers en zelfstandigen nam in het derde kwartaal met 21.000 toe tot 10.686.000. De groei van het aantal banen ten opzichte van het voorgaande kwartaal komt daarmee op 0,2 procent. Dit is de kleinste stijging sinds het eerste kwartaal van 2016. In deze cijfers zijn alle banen meegeteld, voltijd en deeltijd. In een jaar tijd kwamen er 128.000 banen bij, een toename van 1,2 procent.

Het aantal banen groeit al ruim vijf jaar achter elkaar. Vanaf het tweede kwartaal van 2014 zijn er 958.000 banen bij gekomen (+9,8 procent). De groei van de banen piekte in het derde kwartaal van 2017 met 74.000 .

Iets minder zelfstandigen
De banengroei in het derde kwartaal van 2019 kwam voor rekening van werknemers. Het aantal banen van werknemers steeg met bijna 23.000 tot 8.530.000. Het aantal banen van zelfstandigen nam licht af met 2.000 en kwam uit op 2.156.000.

Grootste stijging banen in de handel, vervoer en horeca
In de handel, vervoer en horeca kwamen er in het derde kwartaal 10.000 banen bij. Andere bedrijfstakken met een grote banengroei waren de zorg (8.000 ), het onderwijs (5.000 ) en de bouwnijverheid (4.000 ).

In het derde kwartaal van 2019 daalde het aantal banen bij de uitzendbureaus met 6.000 . In de drie kwartalen van 2019 is het aantal banen in deze bedrijfstak met 15.000 gedaald. Ter vergelijking, in 2018 kwamen er in de eerste drie kwartalen nog 24.000 banen bij en in 2017 zelfs 57.000 . De uitzendbranche telt inmiddels 822.000 werknemersbanen. Dat is bijna 10 procent van alle banen van werknemers.

In de bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten gingen in het derde kwartaal 4.000 banen verloren. In de andere bedrijfstakken zijn de aantallen banen vrijwel gelijk gebleven.

Aantal gewerkte uren daalt licht
Werknemers en zelfstandigen werkten in het derde kwartaal van 2019 in totaal 3,4 miljard uur. Dat is, gecorrigeerd voor seizoensinvloeden, 0,4 procent minder dan een kwartaal eerder. Per baan wordt gemiddeld 25 uur per week gewerkt. Omdat een substantiële groep meer dan één baan heeft, zijn werkenden gemiddeld 28 uur per week aan het werk, na aftrek van vakantiedagen en ziekteverzuim.

Mannen werkten gemiddeld 32 uur per week, vrouwen 23 uur per week. Van alle gewerkte uren komt 61 procent voor rekening van mannen.

Verdere toename vast werk
In het derde kwartaal hadden 5,6 miljoen werknemers een vaste arbeidsrelatie, 213.000 meer dan een jaar eerder. Zij hebben een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en een vast aantal uren per week. Het aantal vaste werknemers neemt sinds een paar jaar weer toe, maar het is nog wel lager dan voor de economische crisis. Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is in dezelfde periode vrijwel voortdurend gegroeid, maar was in het afgelopen kwartaal lager dan vorig jaar. Deze daling kwam vooral door een afname van het aantal uitzendkrachten.

Werkloosheid gestegen
In het derde kwartaal van 2019 nam het aantal werklozen toe naar 319.000 , 14.000 meer dan het kwartaal ervoor. Hierdoor steeg ook het werkloosheidspercentage, van 3,3 naar 3,4.

De stijging van het aantal werklozen is het resultaat van verschillende stromen op de arbeidsmarkt. Mensen kunnen werkloos raken doordat ze hun baan verliezen. Maar ook degenen die de arbeidsmarkt op komen en op zoek gaan naar werk behoren tot de werklozen. Voorbeelden hiervan zijn schoolverlaters en herintreders. Tegelijkertijd zijn er werklozen die een baan vinden of die de arbeidsmarkt verlaten, bijvoorbeeld doordat ze de AOW-leeftijd hebben bereikt of geen resultaat verwachten van hun zoektocht naar werk. De stijging van het werkloosheidscijfer is de uitkomst van al deze plussen en minnen.

Sinds het vierde kwartaal van 2014 was in elk kwartaal het aantal toetreders groter dan het aantal terugtreders. Tegenover de 141.000 personen die in het derde kwartaal van 2019 toetraden tot de arbeidsmarkt en geen baan vonden, stonden 110.000 werklozen die zich terugtrokken van de arbeidsmarkt. Hierdoor steeg het aantal werklozen met 31.000 , de zogeheten netto-instroom vanuit de niet-beroepsbevolking. Deze was groter dan in het tweede kwartaal, toen de netto-instroom 14.000 was. Het aantal werklozen steeg dus, doordat in het afgelopen kwartaal meer mensen die niet actief waren op de arbeidsmarkt op zoek gingen naar werk en niet direct aan de slag raakten.

Tegenover die netto-instroom in de werkloze beroepsbevolking vanuit de niet-beroepsbevolking staat de netto-instroom vanuit de werkzame beroepsbevolking. Deze is al sinds het tweede kwartaal van 2014 negatief. Dat wil zeggen dat er meer werklozen werk vonden dan er mensen met werk werkloos werden. Ook in het derde kwartaal waren er meer baanvinders dan baanverliezers, maar het verschil tussen beide wordt kleiner. In het derde kwartaal verloren 69.000 werkenden hun baan. In 2018 schommelde dit aantal elk kwartaal nog rond de 60.000 . Terwijl het baanverlies groter wordt, wordt het aantal baanvinders kleiner. Het waren er 86.000 in het derde kwartaal van 2019 (tweede kwartaal: 95.000 ). Dit leidde in het derde kwartaal tot een daling van het aantal werklozen met 17.000 (tweede kwartaal: 25.000 ).

Als resultaat van de netto-instroom in de werkloze beroepsbevolking vanuit de niet-beroepsbevolking (31.000 werklozen meer) en de netto-instroom vanuit de werkzame beroepsbevolking (17.000 werklozen minder) steeg per saldo de werkloosheid in het derde kwartaal voor het eerst sinds 5,5 jaar.

Verdere daling langdurige werkloosheid
Het aantal langdurig werklozen, degenen die al een jaar of langer op zoek zijn naar werk, is gedaald naar 82.000 in het derde kwartaal van 2019. Dat zijn 28.000 langdurig werklozen minder dan een jaar eerder in hetzelfde kwartaal. Het aandeel van de werklozen die een jaar of langer op zoek zijn naar werk kwam hiermee op 27 procent. In het derde kwartaal van 2018 was dat nog 34 procent.

Begin 2015 bereikte het aandeel langdurig werklozen het hoogste punt met 44 procent. Sindsdien is dit percentage in alle leeftijdsgroepen afgenomen. Het aandeel langdurig werklozen is het grootst onder werkloze 45-plussers: in het derde kwartaal van 2019 was 53 procent van hen minstens een jaar werkloos. In het derde kwartaal van 2018 was dit nog 58 procent.

Minder arbeidspotentieel onbenut
De werkloosheidscijfers volgens de ILO-definitie omvatten niet alle mensen zonder werk die recent naar werk hebben gezocht of die direct zouden kunnen beginnen. Bovendien blijven deeltijdwerkers die meer uren willen werken buiten beschouwing. Het CBS brengt ook deze deelgroepen van het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel in kaart. In het derde kwartaal van 2019 bestond dit uit 1,0 miljoen mensen, 120.000 minder dan een jaar eerder.

Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit vier deelgroepen. Het ging in het derde kwartaal van 2019 naast 301.000 werklozen (niet-seizoengecorrigeerd) om 195.000 mensen die direct beschikbaar waren voor werk, maar niet recent hebben gezocht, en om 156.000 mensen die niet beschikbaar waren, maar wel hebben gezocht. De vierde groep bestaat uit 323.000 onderbenutte deeltijdwerkers. In tegenstelling tot de andere groepen hebben zij wél betaald werk. Zij werken echter minder dan 35 uur per week in de hoofdbaan, willen meer uren werken en zijn hier ook direct voor beschikbaar.