Aanvraag financiering uitbreiding Cornelis Haga Lyceum terecht afgewezen

De gemeente Amsterdam heeft de financieringsaanvraag van de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) voor uitbreiding van het Cornelis Haga Lyceum, terecht afgewezen. Dat heeft de voorzieningenrechter geoordeeld.

Uitbreiding van 2200m2
SIO diende begin 2018 een aanvraag in van 3 miljoen euro voor de bouw van 14 klaslokalen en een gymzaal. De uitbreiding van in totaal 2200m2 was volgens SIO noodzakelijk om het groeiende aantal leerlingen te kunnen huisvesten. Eind 2018 wees het college van B&W van Amsterdam de aanvraag af. Volgens het college had SIO de noodzaak van de uitbreiding niet aangetoond. In een spoedprocedure eiste SIO bij de rechter dat de gemeente SIO nog voor de start van het nieuwe schooljaar in staat zou stellen de uitbreidingsplannen – in ieder geval gedeeltelijk – uit te voeren.

Prognose leerlingenaantal achterhaald
De bestuursrechter stelt SIO echter in het ongelijk: het college van B&W heeft de financieringsaanvraag eind 2018 terecht afgewezen. De verwachting dat het Haga Lyceum met 300 leerlingen zou groeien baseerde SIO op een prognose uit 2013.
Die prognose ging uit van een groei van 186 leerlingen per jaar. In werkelijkheid groeide de school de afgelopen jaren echter minder hard. De prognose uit 2013 is dus achterhaald en daarmee ongeschikt als onderbouwing van de financieringsaanvraag. Bovendien heeft de stichting geen uitgewerkt bouwplan en kostenraming ingediend. Ook de stelling dat ambtenaren van de gemeente toezeggingen zouden hebben gedaan, heeft SIO niet aangetoond.

Bouwheerschap
In een afzonderlijke spoedprocedure besloot het college afgelopen maand wel om – op basis van actuele groeicijfers – een uitbreiding van de school met 665m2 mogelijk te maken. Daarop ontstond eveneens onenigheid tussen SIO en het college over de vraag wie van de twee partijen de leiding had over de bouwwerkzaamheden, het zogenoemde bouwheerschap. Tijdens de zitting trok SIO de spoedprocedure over dat geschil echter in. Daarmee kon de voorzieningenrechter over dat punt geen oordeel meer vellen.