IND mag vrouw en dochter niet overdragen aan Frankrijk zonder opvanggarantie

De rechtbank oordeelt in een tussenuitspraak dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een vrouw en haar dochter niet mag overdragen aan Frankrijk zonder opvanggarantie. De rechtbank eist dit van de IND, omdat de opvang na een eerdere overdracht niet goed was gegaan. Ook zal de IND het belang van het kind moeten betrekken in de belangenafweging. De IND krijgt van de rechtbank 4 weken de gelegenheid om de besluitvorming te herstellen. Daarna zal de rechtbank een einduitspraak doen in deze zaak.

In 2017 diende de vrouw in Nederland een asielaanvraag in. In die procedure is vast komen te staan dat niet Nederland, maar Frankrijk voor de behandeling daarvan verantwoordelijk is vanwege de Dublinverordening. Deze EU-verordening regelt welke lidstaat verantwoordelijk is voor het in behandeling nemen van een asielverzoek. De vrouw en haar baby van 8 maanden zijn toen overgedragen aan Frankrijk.

Daar aangekomen mocht de vrouw overnachten op een politiebureau, maar na 1 overnachting moest zij weer vertrekken. De Franse politie heeft haar gezegd dat zij zich 3 dagen later bij de bevoegde instantie kon melden vanwege haar asielaanvraag. In de tussenliggende tijd was geen opvang geregeld, waardoor de vrouw en haar baby op straat hebben moeten leven. De vrouw was op dat moment zelf ziek en moest in haar eentje haar baby verzorgen terwijl het winter was en vroor.

Onmenselijke behandeling
Vanwege deze specifieke omstandigheden oordeelt de rechtbank dat een schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de EU heeft plaatsgevonden. De vrouw en haar dochter zijn namelijk aan een onmenselijke behandeling blootgesteld. De rechtbank constateert deze schending alleen voor dit bijzondere individuele geval en niet voor asielzoekers in Frankrijk in het algemeen. De belangrijkste factoren hiervoor zijn de kwetsbaarheid van de vrouw en haar dochter in combinatie met de temperatuur op dat moment.

Garantie voor opvang
Nu is de vrouw weer in Nederland en heeft de IND opnieuw beslist dat zij met haar dochter wordt overgedragen aan Frankrijk. De rechtbank oordeelt nu dat de IND - voordat dit nieuwe besluit kon worden genomen - de garantie van de Franse autoriteiten had moeten krijgen dat er ditmaal bij de overdracht opvang is geregeld voor de vrouw en haar kind. Dit om herhaling van de situatie te voorkomen. De rechtbank benadrukt dat het hier gaat om een uitzonderlijk geval en dat de IND niet in alle gevallen garanties van Frankrijk nodig heeft om moeders met kleine kinderen of andere kwetsbare personen over te dragen.

Belang van het kind
De vader van het kind heeft een verblijfsvergunning in Nederland. De vrouw stelt dat het in het belang van een kind is om zich te ontwikkelen in het bijzijn van beide ouders. Hoewel dit belang niet per sé doorslaggevend is, oordeelt de rechtbank dat de IND niet duidelijk heeft gemaakt in welke mate dit belang meeweegt bij het besluit terwijl de vrouw dit argument nadrukkelijk naar voren heeft gebracht.

Besluit IND onvoldoende gemotiveerd
De conclusie van de rechtbank is dat het besluit van de IND, om de vrouw en haar kind over te dragen aan Frankrijk, onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd is. Daarom wordt de IND door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om die gebreken in het besluit binnen 4 weken te herstellen.