Hof wijst vorderingen franchisenemers Albert Heijn af

In een afrekeningsgeschil tussen enerzijds Albert Heijn (AH) en anderzijds 240 franchisenemers van AH en de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers (de VAHFR) zijn in hoger beroep vrijwel alle vorderingen van de franchisenemers afgewezen. Het gerechtshof Amsterdam heeft dit vandaag beslist.

Nadere afrekening
De franchisenemers vinden dat zij bij de afrekening tekort worden gedaan. Zij vinden dat zij op grond van de standaard franchiseovereenkomst die zij met AH hebben gesloten, aanspraak hebben op een deel van een breed scala aan door AH verkregen inkomsten. Zij stelden in dat verband een groot aantal vorderingen in, vaak in de vorm van een zogenoemde verklaring voor recht. Daarnaast stelden zij allerlei vorderingen in tot inzage in onderdelen van de administratie van AH.

Uitleg franchiseovereenkomst
Dat de vorderingen grotendeels worden afgewezen houdt vooral verband met de uitleg door het hof van de standaard franchiseovereenkomst. Partijen spraken in die overeenkomst af dat de accountants van partijen de uitvoering van de franchiseovereenkomst controleren. Dat doen zij al jaren en vanaf een zeker moment zijn zij daarbij (in opdracht van partijen) ook gaan toetsen aan de hand van door partijen afgesproken normenkaders. Over de toets die is uitgevoerd en het overleg daarover tussen accountants wordt schriftelijk gerapporteerd. De uitleg die de accountants onder verantwoordelijkheid van partijen en op voor partijen kenbare wijze aan de franchiseovereenkomst hebben gegeven is daarmee voor de uitleg van het hof bepalend.

Vonnis bekrachtigd
Al eerder wees de rechtbank Noord-Holland de vorderingen van de franchisenemers af. Het hof bekrachtigt dat vonnis nu dus. Op een onderdeel na, dat in hoger beroep nieuw was, stelt het hof AH in het gelijk