1,2 miljoen slachtoffers van digitale criminaliteit

In 2018 gaf 8,5 procent van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder aan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geweest van digitale criminaliteit. Dat komt neer op ruim 1,2 miljoen mensen. Vooral jongeren waren slachtoffer. Vermogensdelicten kwamen het vaakst voor. Dat meldt het CBS op basis van het vandaag verschenen onderzoek Digitale Veiligheid en Criminaliteit.

Het onderzoek naar Digitale Veiligheid & Criminaliteit is een nieuw onderzoek dat het CBS in het najaar van 2018 als pilot heeft uitgevoerd in samenwerking met de politie. Voor dit onderzoek werden 100.000 personen benaderd, van wie er ruim 38.000 meededen.

Jonge internetgebruikers van 12 tot 25 jaar waren met 12 procent het vaakst slachtoffer van digitale criminaliteit. Van de 65-plussers was nog geen 4 procent slachtoffer.

Vooral vermogensdelicten
4,6 procent was slachtoffer van een vermogensdelict, een delict waaraan de dader geld heeft verdiend. Van hacken  was 1,8 procent slachtoffer. Daarnaast was 1,4 procent van de internetgebruikers slachtoffer van niet-seksuele interpersoonlijke incidenten, terwijl 0,7 procent slachtoffer was van interpersoonlijke incidenten met een seksuele (bij)bedoeling. Hierbij gaat het om incidenten in de persoonlijke sfeer, zoals roddel, pesten, stalken of bedreiging. 1 procent was slachtoffer van identiteitsfraude zonder financiële schade.

Mannen waren net zo vaak slachtoffer van digitale criminaliteit als vrouwen. Mannen werden wel vaker slachtoffer van vermogensdelicten, vrouwen daarentegen vaker van interpersoonlijke incidenten.

Aankoopfraude vaakst voorkomende online vermogensdelict
Binnen de vermogensdelicten werden internetgebruikers met 2,7 procent het vaakst slachtoffer van fraude bij online aankopen. Zij betaalden voor diensten of goederen die niet werden geleverd. Daarnaast is bij 0,5 procent geld van de rekening gehaald of zijn betalingen gedaan vanaf de rekening. Ook van Wangirifraude (een vorm van belfraude) was een half procent van de internetgebruikers slachtoffer.

Interpersoonlijke incidenten vooral laster en stalken
Bij interpersoonlijke incidenten ging het vooral om laster. 1 procent was slachtoffer van laster zonder seksuele (bij)bedoeling, 0,3 procent van seksueel getinte laster. Ook stalking komt met 0,5 procent (niet seksueel getint) en 0,4 procent (seksueel getint) naar verhouding vaak voor. Jongeren, met name jonge vrouwen, waren het vaakst slachtoffer van dergelijke incidenten.

Bijna kwart slachtoffers van aankoopfraude doet aangifte
Aan de slachtoffers van digitale criminaliteit is ook gevraagd of ze aangifte hebben gedaan bij de politie. De frequentie van deze aangiften varieert sterk tussen de verschillende vormen van digitale criminaliteit. Bij aankoopfraude en bij identiteitsfraude zonder financieel verlies deed bijna een kwart van de slachtoffers aangifte.

Van hacken deed minder dan 3 procent aangifte. Interpersoonlijke incidenten werden door 10 procent van de slachtoffers aangegeven bij de politie. Belangrijke redenen voor slachtoffers om niet te melden of geen aangifte te doen, waren dat het niet helpt of dat het niet belangrijk genoeg was.

Verschillen met de Veiligheidsmonitor
Het onderzoek Digitale Veiligheid & Criminaliteit heeft als hoofddoel om het slachtofferschap van cybercrime onder burgers zo nauwkeurig mogelijk in kaart te brengen. Vanuit deze doelstelling is voor het pilotonderzoek een veel bredere en gedetailleerdere set vragen voor het meten van slachtofferschap van digitale criminaliteit ontwikkeld dan in de Veiligheidsmonitor.

Anders dan in de Veiligheidsmonitor wordt in het pilotonderzoek aan respondenten eerst gevraagd of ze de afgelopen 5 jaar slachtoffer zijn geweest van online delicten. Daarna pas wordt de vraag gesteld of dit ook in de afgelopen 12 maanden het geval was. Hiermee wordt de kans op telescoping (het in de tijd ten onrechte naar voren halen van gebeurtenissen) kleiner. Daarnaast is er gedetailleerder ingegaan op verscheidene vormen van oplichting/fraude.

Ook is de vraagstelling over online aan- en verkoopfraude verbeterd. Over het hacken van computerapparatuur of accounts is meer gedetailleerde informatie verzameld. Hierdoor is een betere afbakening van het slachtofferschap van deze delictsvorm mogelijk. Verder is dieper ingegaan op interpersoonlijke online incidenten zoals stalken, bedreigen etc. Waar nodig, is in de vragenlijst gebruik gemaakt van open vragen, zodat respondenten eigen antwoorden konden formuleren en zaken konden aandragen.

Door de verschillen tussen de onderzoeken kunnen de uitkomsten van het pilotonderzoek over digitale criminaliteit niet zonder meer vergeleken worden met de cijfers uit de Veiligheidsmonitor.