Posbankzaak moet tegen één verdachte opnieuw

De behandeling van de zaak tegen één verdachte in de zogenoemde Posbankzaak moet over. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Bleichrodt de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag. De zaak ten aanzien van de andere verdachte kan in zijn visie wel in stand blijven.

De zaak heeft landelijke bekendheid gekregen als de Posbankzaak, naar het natuurgebied waar het slachtoffer, Alex Wiegmink, is doodgeschoten. Hij was in de middag van 20 januari 2003 gaan hardlopen in het natuurgebied en niet meer thuisgekomen. Nadat hij als vermist was opgegeven, werd zijn levenloze lichaam in de avond van 20 januari 2003 aangetroffen in zijn auto in de bossen bij Erp. De auto was volledig uitgebrand en ook het lichaam van het slachtoffer was sterk verbrand en gedeeltelijk verkoold.

Het verrichte opsporingsonderzoek leidde destijds niet tot één of meer verdachte(n). In 2016 werd in het tv-programma Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de moord. Eén van de twee verdachten meldde zich daarop bij de politie en legde een bekennende verklaring af. Hij noemde ook de naam van de andere verdachte in verband met betrokkenheid bij de strafbare feiten. Eerder had de politie ten aanzien van deze verdachte al een undercovertraject gestart dat gelijkenis vertoont met de zogenoemde Mr. Big-methode.

Bij deze methode, afkomstig uit Canada, wordt gebruik gemaakt van een undercoveroperatie waarbij een verdachte wordt opgenomen in een fictieve criminele organisatie. De schijn wordt gewekt dat in de criminele organisatie veel geld is te verdienen en dat de organisatie geweld niet schuwt. Om verder te komen in de organisatie, moet de verdachte eerst zijn daden opbiechten aan (het hoofd oftewel ‘Mr. Big’ van) die organisatie.

Als hij dat niet doet, zal hij de organisatie moeten verlaten. In werkelijkheid heeft de verdachte te maken met undercoveragenten. In de onderhavige zaak verklaarde de verdachte tegenover de undercoveragenten dat hij betrokken was geweest bij het doodschieten van Alex Wiegmink en is daarop aangehouden en vervolgd.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde beide verdachten wegens onder meer het medeplegen van moord tot 18 jaar gevangenisstraf. De verdachten stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. In één van de zaken staan de toelaatbaarheid van de door de politie gehanteerde undercovermethode en de betrouwbaarheid van en de bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd tegenover de politieagenten die undercover opereerden, centraal.

De AG gaat in zijn conclusie eerst uitgebreid in op de Mr. Big-methode en vergelijkbare undercoveroperaties en bespreekt vervolgens de cassatieklachten. De AG vindt dat de methode zeer kritisch moet worden bezien. Hij doelt daarmee op de rechtmatigheid van de methode, de verklaringsvrijheid van de betrokkenen en vervolgens de beoordeling van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. De toepassing van de Mr Big-methode of een variant daarop vergroot de kans op valse bekentenissen.

Eigenlijk wordt door de overheid een kunstgreep ingezet om de verdachte te misleiden en een bekentenis te verkrijgen. Dit gebeurt zonder de waarborgen die een verdachte heeft bij een regulier politieverhoor, zoals het zwijgrecht en het recht op bijstand door een advocaat. De methode is in de praktijk tot stand gekomen zonder dat de wetgever aan een dergelijke constructie lijkt te hebben gedacht. Gelet hierop moet de rechter zeer behoedzaam zijn bij het toelaten tot het bewijs van verklaringen die in een dergelijke constructie zijn afgelegd. Als de rechter dat doet, zo vindt de AG, moet hij dit nader motiveren, zowel ten aanzien van de toelaatbaarheid van de methode als ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring. Daarbij ligt de lat hoog.

De AG is van mening dat het gerechtshof in de zaak in kwestie onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het de methode in dit geval toelaatbaar vindt. Dat geldt in het bijzonder voor het oordeel van het hof dat de verklaringsvrijheid van de verdachte niet is aangetast.

In de andere zaak staat de vraag centraal of de verdachte bij het om het leven brengen van Alex Wiegmink met voorbedachte raad heeft gehandeld. De Mr. Big-opsporingsmethode staat in die zaak niet ter discussie. De AG adviseert in die zaak de veroordeling wegens medeplegen van moord in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 17 december 2019.