Voor het eerst minder werklozen dan voor crisis

Het aantal 15- tot 75-jarigen met betaald werk is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 16.000 per maand toegenomen. In maart waren er ruim 8,9 miljoen werkenden. Het aantal werklozen daalde met gemiddeld 7.000 per maand tot 307.000. Zij hadden geen betaald werk en gaven aan recent naar werk te hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar te zijn. Hiermee was het aantal werklozen voor het eerst lager dan op het laagste punt vlak voor het begin van de crisis in 2008. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Bijna 4,1 miljoen mensen hadden om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast de eerder genoemde werklozen ging het om bijna 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld.000 per maand afgenomen. UWV registreerde eind maart 268.000 lopende WW-uitkeringen.

Werkloosheidsindicator
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In maart waren er 307.000 werklozen, dat komt neer op 3,3 procent van de beroepsbevolking. Eind 2018 lag dit percentage voor het eerst onder het laagste niveau van voor de crisis. In maart is het verder gedaald.

UWV: WW daalt verder
Eind maart 2019 verstrekte UWV 268.000 WW-uitkeringen. Dat is 2,2 procent minder dan een maand eerder en 18,2 procent minder dan een jaar eerder. Een persoon kan meerdere WW-uitkeringen naast elkaar ontvangen. Eind maart 2019 ontvingen 260.000 mensen ten minste één WW-uitkering. Daarvan heeft 27,8 procent al meer dan een jaar WW.

UWV: vooral daling bij 45- tot 55-jarigen
Het aantal WW-uitkeringen daalde het meest onder 45- tot 55-jarigen. Eind maart 2019 waren er 66.000 WW-uitkeringen in deze leeftijdsgroep. Dat is een daling van 24 procent ten opzichte van vorig jaar. Onder 55-plussers daalde het aantal WW-uitkeringen in die periode met 18,8 procent en kwam uit op 94.000.

Samenstelling werkloze beroepsbevolking anders dan in 2008
Vlak voor het begin van de economische crisis in 2008 waren er 310.000 werklozen. In maart 2019 was dit aantal 307.000. In 2008 waren de jongeren nog het sterkst vertegenwoordigd onder de werklozen. Sinds april 2014 zijn dat de 45-plussers. Het aantal 15-tot 25-jarige werklozen is sinds eind 2017 lager dan op het laagste punt voor de crisis. Bij de 25- tot 45-jarigen en 45-tot 75-jarigen ligt dit aantal nog altijd hoger. Wel daalde de werkloosheid bij de 45-plussers het afgelopen jaar het sterkst.

Onbenut arbeidspotentieel
Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie).

Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen volgens de ILO-indicator worden hiertoe nog andere groepen gerekend. Het gaat om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.

De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat de onderstaande figuur weergeeft is gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (vierde kwartaal 2018). Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het vierde kwartaal van 2018 uit iets meer dan 1,0 miljoen mensen. Een jaar eerder waren dit er nog meer dan 1,2 miljoen. De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid volgens de ILO-definitie.