Kamerleden durven niet meer op reis

Leden van de Tweede Kamer durven niet meer op dienstreis te gaan. Dat heeft te maken met de vele moties van wantrouwen die tegenwoordig worden ingediend.

Door de krappe meerderheid van de huidige coalitie zijn de regeringspartijen bang dat afwezigheid van een van hun Kamerleden leidt tot een aangenomen motie van wantrouwen. Hoewel de waarde daarvan staatsrechtelijk dubieus is willen de fractieleiders dat toch graag voorkomen.

Daardoor gaan Kamerleden steeds minder vaak op dienstreis naar buitenlandse bijeenkomsten of vergaderingen. De positie van Nederland komt daardoor onder druk te staan in de huidige wereld, schrijven acht voorzitters van parlementaire delegaties aan de besturen van Eerste en Tweede kamer.

Vroeger werd dit probleem opgelost door te 'pairen'. Een Kamerlid van de coalitie sprak dan met een oppositiekamerlid af dat beiden niet zouden stemmen. Maar de oppositie werkt daar niet meer zo eenvoudig aan mee. Partijen als de PVV en de SP zelfs helemaal niet.

Een aantal Kamerleden willen dan maar de mogelijkheid om hun fractievoorzitter te kunnen machtigen bij dringend verblijf in het buitenland. Maar daarvoor is wel een grondwetswijziging noodzakelijk.