Provinciale natuurbeschermers krijgen minder subsidie

In 2016 ontvingen provinciale natuurorganisaties 142 miljoen euro aan inkomsten, terwijl dat in 2010 nog 165 miljoen euro was. De subsidie-inkomsten, de belangrijkste inkomstenbron, namen in deze periode geleidelijk af, van 115 miljoen naar 82 miljoen euro. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers in het kader van de Week van het Landschap.

Elke provincie heeft een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie. De provincies Drenthe, Limburg, Gelderland, Flevoland, Friesland, Utrecht, Zeeland en Groningen hebben daarnaast ook een natuurbeschermer zonder terrein in eigen beheer. Het CBS heeft van deze twintig organisaties de inkomsten en uitgaven onderzocht.

De belangrijkste bron van inkomsten voor de natuurbeschermingsorganisaties zijn subsidies. Deze zijn grotendeels afkomstig van Rijk en provincies, en in mindere mate van de gemeenten. De inkomsten uit subsidie daalden in 2011, 2012 en 2015 ten opzichte van een jaar eerder. In 2016 stegen deze weer met 13 procent, maar werd het niveau van 2010 niet gehaald.

Meer inkomsten uit projecten en beleggingen
Het verlies aan subsidie-inkomsten na 2010 werd deels beperkt door extra inkomsten uit contributies en giften, de postcodeloterij, en overige inkomsten, waaronder projecten en beleggingen. In 2016 kwam er zo 60 miljoen euro binnen, terwijl dit nog 50 miljoen euro was in 2010. Er waren vooral meer inkomsten uit projecten en beleggingen.

Meeste investeringen naar grondaankopen
De uitgaven van de provinciale natuurbeschermingsorganisaties bleven gedurende de periode 2010 tot en met 2016 gelijk aan de inkomsten, gemiddeld 150 miljoen euro per jaar. De natuurorganisaties gaven onder meer geld uit aan voorlichting en educatie, terrein- en gebouwbeheer en aan investeringen. De investeringen betroffen in de meeste gevallen grondaankopen.

Na 2010 fors minder grondaankopen
In 2010 kocht de provincie Flevoland grond aan in het kader van het project Oostvaarderwold, een verbindingszone tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold. Daardoor waren de investeringen van de natuurbeschermingsorganisaties in dat jaar hoger dan in de periode daarna. In 2012 daalden de investeringen in grond tot 5,4 miljoen euro, om daarna weer geleidelijk op te lopen tot 10,6 miljoen in 2016. Gedurende de periode van 2010 tot en met 2016 hebben natuurbeschermers nauwelijks grond verkocht.