OM Oost-Brabant kritisch over handelen in lekonderzoek

In het onderzoek naar het lek bij de burgemeestersbenoeming van ’s-Hertogenbosch heeft de Rijksrecherche onder leiding van het Openbaar Ministerie Oost-Brabant onderzoek gedaan. Vorige week bracht het OM naar buiten dat daarbij de printgegevens van de telefoon van een journalist van het Brabants Dagblad zijn opgevraagd.

In ditzelfde onderzoek is ook geprobeerd een gesprek met een van de verdachten op te nemen in een horecagelegenheid. Dit gesprek zou hij gaan voeren met diezelfde journalist. De inzet van dit opsporingsmiddel heeft niet daadwerkelijk plaatsgevonden en het gesprek is dus ook niet opgenomen.

Volgens de wet moet bij de inzet van dit opsporingsmiddel, het opnemen van een vertrouwelijk gesprek, een rechtelijke machtiging zijn gegeven door een rechter-commissaris. Dat is in dit geval ook gebeurd. Het bevel was gericht op de verdachte van het lekken en niet op de journalist. Tegelijkertijd kan niet ontkend worden dat het bevel tegen de verdachte expliciet gericht was op een gesprek dat hij vermoedelijk zou gaan voeren met de journalist. Formeel is het daarmee geen dwangmiddel tegen een journalist om de identiteit van de bron te achterhalen, omdat deze al bekend was. Materieel beïnvloedt dit de journalistieke nieuwsgaring wel. In dat licht had het OM af moeten zien van dit opsporingsmiddel.

Het OM hecht groot belang aan vrije nieuwsgaring. Daarbij hoort dat journalisten in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Het OM constateert dat in de onderhavige zaak, in de hectiek van het moment, de verkeerde afweging is gemaakt.

De parketleiding van het OM Oost-Brabant heeft dit vanmorgen met hoofdredactie van het Brabants Dagblad besproken en de gang van zaken uitgelegd. De journalist is in het onderzoek nooit als verdachte aangemerkt.

Het OM-Oost Brabant bestudeert wat de gevolgen van het opvragen van de printgegevens kunnen zijn voor de strafzaak. De zaak zal op korte termijn ook intern binnen het OM worden besproken, met OM’ers van buiten het parket. Daarbij wordt vooral gekeken hoe de belangrijke uitgangspunten van bronbescherming en vrije nieuwsgaring beschermd moeten zijn in een strafrechtelijk onderzoek als deze.

Verder zal de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten op verzoek van het College van procureurs-generaal worden aangescherpt en verduidelijkt, om elke interpretatieruimte in de Aanwijzing weg te nemen. Met als doel om voor iedereen duidelijk te maken hoe te oordelen en te handelen in dit soort situaties. Ook zal deze Aanwijzing, maar ook zeker de persvrijheid en de bronbescherming van een journalist, in de werkpraktijk en de opleiding tot officier een meer prominente plek krijgen.