Religieuze kinderen zijn gemeen

De wereldwijde consensus dat mensen duizenden jaren oude boekjes nodig zouden hebben om betere mensen te zijn, lijkt opnieuw onderuit gehaald te zijn. Het tegengestelde lijkt eerder waar te zijn. Wetenschappers van de universiteit in Chicago hebben de normen en waarden van kinderen uit verschillende bevolkingsgroepen onderzocht en ontdekten dat gelovige kinderen minder lief zijn dan kinderen die niet vanaf hun jongste jeugd geïndoctrineerd worden met dubieuze verhaaltjes.

De onderzoekers pakte het groots aan. Bijna 1200 kinderen uit uit zes landen (China, Turkije, VS, Canada, Jordanië en Zuid-Afrika) werden ingezet voor het onderzoek. De ondervraagde koters kwamen uit Christelijke, Islamitische of niet-religieuze nesten.

Als eerste werd aan de ouders gevraag hoe zij dachten over het empathisch vermogen en het rechtvaardigheidsgevoel van hun kroost. Hierbij viel het op dat mensen die geloven in vliegende paarden en pratende bramenstruiken hoog opgaven over hun nakomelingen.

Daarna mochten de kinderen een filmpje kijken waarop anderen kinderen te zien waren. Geen lieve kinderen: op het filmpje waren beelden te zien van duwende kinderen, kinderen die smoesjes verzinnen en (zowel per ongeluk als opzettelijk) leeftijdsgenootjes lieten struikelen. Vervolgens mochten de beeldbuiskinderen aangeven hoe gemeen ze het getoonde vonden en welke straffen daar tegenover moesten staan. De relikoters waren het meest hardvochtig in hun oordeel. Zij stelden zwaardere straffen voor dan niet-religieuze kinderen. De meest zware straffen werden bedacht door de kinderen met Mohammedaanse ouders.

In het 'dictatorspel' dat volgde, werd getest in welke mate kinderen bereid zijn hun speelgoed met anderen te delen. Hieruit werd duidelijk dat hoe religieuzer een kind opgevoed is, hoe minder snel hij zijn lego-brandweerauto zal delen met een vriendje of vriendinnetje. Religie leek hierin de enige bepalende factor. Tot welke cultuur en land het kind behoorde, leek geen enkele invloed te hebben op het weggeefgedrag.

De resultaten staan haaks op het idee dat juist religieuzen meer om hun medemens geven. De wetenschappers denken dat dit te maken heeft met de opvoeding: kinderen uit religieuze gezinnen krijgen zo'n beetje met de paplepel ingegoten dat ze 'beter' zijn dan anderen, waardoor ze minder snel geneigd zijn -uit zichzelf- goed gedrag te vertonen. Onbewust verkeren ze in de veronderstelling dat wat ze doen, altijd goed genoeg is.

Het onderzoek is hierrr te vinden.