Chinezen worden opgehaald uit Vietnam

Bij de haven van Vung Ang in Vietnam zijn maandag twee Chinese passagiersschepen aangekomen. Zij komen Chinese bouwvakkers ophalen die vorige week werden aangevallen tijdens anti-Chinese onlusten.

De schepen liggen in de haven, maar zijn nog niet aangemeerd. In Vung Ang, 250 kilometer ten zuiden van Hanoi, wordt een groot Taiwanees staalcomplex gebouwd, dat vorige week door woedende Vietnamezen onder de voet werd gelopen en deels in brand gestoken. Er werken volgens een Vietnamese overheidsfunctionaris ongeveer drieduizend Chinezen, onder wie vorige week twee doden en 140 gewonden vielen. Sinds donderdag is echter de rust weergekeerd en is geen melding meer gemaakt van protesten of geweld; Chinezen die het land wilden verlaten konden dat op eigen gelegenheid doen en werden niet gehinderd.

De anti-Chinese onlusten volgden op de stationering van een Chinees olieplatform in een deel van de Zuid-Chinese Zee dat ook door Vietnam wordt opgeëist. In het gebied zijn Chinese en Vietnamese schepen druk bezig in elkaars vaarwater te zitten. Uit woede over China's zet met het olieplatform stond de Vietnamese regering aanvankelijk straatprotesten toe, wat in het autoritair geregeerde land zelden voorkomt. Maar omdat de woede zich niet alleen tegen eigendommen van Chinezen, maar ook tegen die van Taiwanezen en andere Aziaten keerde, is de regering daar schielijk op teruggekomen, omdat de reputatie van het land als een veilige en goedkope vestigingsplaats voor fabrieken in gevaar dreigde te komen.