Advocaat: Plasterk had niet hoeven bekennen

Minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk (PvdA) had niet hoeven opbiechten dat het de Nederlandse inlichtingendiensten waren die gegevens vastlegden over 1,8 miljoen telefoontjes. Dat zegt de advocaat die een groep burgers bijstaat die de staat daagt vanwege het afluisterschandaal.

Volgens raadsman Christiaan Alberdingk Thijm had Plasterk de brief niet openbaar hoeven maken, maar had hij ook alleen de rechter kunnen verwittigen. Dat zei de advocaat maandagavond in het radioprogramma WNL De Haagse Lobby.

Plasterk en minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) weten sinds eind november dat niet de NSA, maar de Nederlandse diensten verantwoordelijk waren voor het registreren van de telefoontjes. Pas vorige week informeerden zij daarover de Tweede Kamer.

Dat de waarheid in de tussentijd geheim werd gehouden, was ingegeven door 'het belang van de staat om in het openbaar niet in te gaan op de mogelijke modus operandi van onze diensten'. Vorige week biechtten zij de waarheid alsnog op vanwege de rechtszaak van de groep Burgers tegen Plasterk, onder wie de privacyactivisten Rop Gonggrijp en Brenno de Winter.

Plasterk schreef de Kamerbrief omdat de informatie ook in een processtuk van de rechtszaak stond en de waarheid dus toch wel aan het licht was gekomen. Hij had echter ook andere mogelijkheden, zegt Alberdingk Thijm. "Hij had het als vertrouwelijk stuk aan de rechtbank mee kunnen geven. Dan was het niet als processtuk in de openbaarheid gekomen en was het gewoon een staatsgeheim gebleven."

De bewindslieden moeten zich dinsdag verantwoorden in een debat.