Rusland rekent op succes na miljardeninvestering

Miljarden euro's gaf Rusland uit aan de Winterspelen van Sochi. Het prestigeproject van Vladimir Poetin is echter niet compleet zonder sportief succes. Een herhaling van de Spelen van Vancouver, toen Rusland slechts vijftien medailles (drie goud, vijf zilver en zeven brons) behaalde en de elfde plaats op de medaillespiegel innam, is geen optie.

Sinds de entree van de Russen op de Winterspelen in 1956 - toen nog als de belangrijkste republiek van de Sovjet-Unie - eindigde Rusland nooit zo laag op de medaillespiegel als vier jaar geleden in Canada. Slechts eenmaal, in 1968 in Grenoble, werden minder medailles gehaald: dertien. Daarvan waren er echter wel vijf van goud en de Sovjets werden daarmee tweede op de medaillespiegel.

In het olympische tijdperk vanaf 1992, toen de Sovjet-Unie uit elkaar was gevallen en Duitsland was herenigd, is het thuisvoordeel echter een factor. Frankrijk haalde in 1988 en 1994 de top tien van de medaillespiegel niet, maar in 1992 in Albertville bereikten ze een zevende plaats.

Noorwegen, dat de Spelen van Lillehammer organiseerde, is een wintersportland bij uitstek. Tot en met 1968 zat het land slechts twee keer niet bij de beste drie landen van de Spelen. Daarna ontbraken de Noren 24 jaar lang uit de top 3 tot de terugkeer in 1992. In 1994 moest alleen Rusland, dat één gouden plak meer won, voorrang worden verleend, maar de Noren wonnen wel de meeste medailles. Sindsdien zijn de Scandinaviërs vaak bovenin het klassement te vinden, met uitzondering van Turijn 2006.

Japan bereikte in 1998 in Nagano de zevende plaats op de medaillespiegel en zo hoog was dat land nog nooit geëindigd. De Verenigde Staten werden in 2002 derde, het beste resultaat sinds 1984. In Salt Lake City behaalde de thuisploeg wel 34 plakken, slechts twee minder dan Duitsland dat een record zette. Canada won in 2010 in Vancouver het medailleklassement. Het land had nog nooit eerder in de top drie gestaan.

Rusland wil in Sochi ook weer pieken. Na Cortina d'Ampezzo 1956, Squaw Valley 1960, Innsbruck 1964, Sapporo 1972, Lake Placid 1980, Calgary 1988 en Lillehammer 1994 wordt het weer tijd voor een Russische overheersing. In de aanloop naar de Spelen toe is er dan ook veel geld gestoken in de wintersporten.

Met alleen veel geld kom je er niet. Toen vorig jaar een wereldbekerwedstrijd snowboarden op de olympische pistes van Sochi gepland was, lag er niet genoeg sneeuw en dus werd de training afgelast. Alleen de Russen mochten al even met de piste kennismaken. Bobsleester Esmé Kamphuis stelde dezelfde ervaringen te hebben bij de bobsleebaan.

Ook bij het WK schaatsen mochten de buitenlandse ploegen pas een paar dagen voor de start van het toernooi op de wedstrijdvloer trainen. De Russische ploeg was er al een week. De Russen wuifden kritiek van buitenaf snel weg. Als de buitenlanders eerder waren gekomen, hadden ze ook best eerder mogen trainen, was de stelling.

Dat er de Russen dus veel aan gelegen is om te presteren is duidelijk. Op veel terreinen hebben ze de afgelopen jaren al laten zien waartoe ze in staat zijn. Mocht het onverhoopt toch mis gaan, dan weet het hoofd van het Russisch olympisch comité Aleksandr Zjoekov wat hem te doen staat. Na de blamage in Vancouver mopperde de toenmalige Russische president Dmitri Medvedev dat de verantwoordelijken ontslag zouden moeten nemen en Zjoekovs voorganger Leonid Tsjagatsjov deed nog geen week later wat er van hem gevraagd was.