Ariel Sharon, militair die premier werd

Ariel Sharon had een dikke huid en hij was er trots op. Als generaal en politicus deed hij wat hem goeddunkte, zonder zich veel aan te trekken van zijn critici. Het leverde hem veel vijanden op, maar ook de gunst van de Israëlische kiezers die hem in 2001 aan het premierschap hielpen.

Sharon begon zijn militaire loopbaan in de Joodse militie Haganah en klom na de stichting van Israël in 1948 op in het leger. Hij oogstte lof en kritiek met zijn acties, die zowel gedurfd als roekeloos zijn genoemd.

In 1973 stapte hij over naar de politiek. Nadat hij veiligheidsadviseur en minister van Landbouw was geweest kwam hij op Defensie terecht. In 1981 beval hij een riskante militaire operatie in Libanon, waar het leger moest afrekenen met de Palestijnse leider Yasser Arafat en diens PLO.

Het doel werd deels bereikt, maar Sharon stond ook toe dat christelijke bondgenoten tekeer gingen in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Honderden Palestijnen werden afgeslacht zonder dat het leger ingreep. Het leidde tot Sharons aftreden, maar hij bleef politiek actief.

In 1984 was hij weer minister, eerst van Handel en Industrie en daarna van Volkshuisvesting. Een rode draad in Sharons politieke carrière was zijn steun voor de Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Met de Palestijnen had de 'havik' Sharon dan ook een ijzige band. Ze waren verbijsterd toen uitgerekend hij in 1999 minister van Buitenlandse Zaken werd en ze met hem moesten praten over vrede.

Sharon wist leider van zijn partij Likoed te worden. Nog tijdens de campagne in 2000 wist hij de Palestijnen razend te maken met een bezoek aan de Tempelberg in Oost-Jeruzalem, waar ook de al-Aqsamoskee staat. Het markeerde het begin van de Tweede Intifada.

Als premier schuwde Sharon harde acties niet. Toen hij Yasser Arafat beu was, liet hij diens hoofdkwartier in de as leggen. Ook werd in zijn regeerperiode de leider van Hamas, sjeik Yassin, geliquideerd.

In 2004 maakte Sharon een draai met betrekking tot de nederzettingen. Hij besloot tot terugtrekking uit de Gazastrook, tot grote woede van duizenden Joodse kolonisten die daar weg moesten. Aan de andere kant verdedigde Sharon de annexatie van delen van de Westelijke Jordaanoever. Kort voordat hij in 2006 door twee beroerten werd geveld en in een diepe coma terechtkwam, matigde Sharon zijn toon verder en richtte de centrumpartij Kadima op.

Sharon werd door justitie verdacht van corruptie, maar de zaak tegen hem kwam niet van de grond. Zijn zoon Omri werd wel veroordeeld voor corruptie.

Privé kende Sharon veel tegenslag. Zijn eerste vrouw kwam in 1962 om bij een verkeersongeluk, zijn tweede stierf in 2000 aan kanker. Een van zijn zoons overleed op jonge leeftijd door een ongeluk met een wapen.