Ierse agenten spanden samen met de IRA

Ierse agenten waren betrokken bij de moord in 1989 op twee Noord-Ierse politieagenten door het Ierse Republikeinse Leger (IRA). Dat is gebleken uit onderzoek waarvan de bevindingen dinsdag bekend werden gemaakt.

De twee agenten, Harry Breen en Bob Buchanan, werden in maart 1989 doodgeschoten in het Noord-Ierse Armagh. De twee, die niet gewapend waren, werden doodgeschoten toen ze de grens met Noord-Ierland overstaken, kort na een bespreking op een Iers politiebureau. Rechter Peter Smithwick, die het onderzoek leidde, zei dat de timing van de aanslag erop wijst dat de IRA getipt is door de Ierse politie.

De twee agenten kwamen volgens Smithwick niet later dan 14.20 uur aan op het bureau in Dundalk. Nog geen tien minuten later had de IRA al schutters geposteerd langs de weg waar Buchanan en Breen werden doodgeschoten. "Of de IRA had ongelofelijk veel geluk of Harry Breen was het doelwit van deze operatie. Ik ben van mening dat het bewijs wijst op het laatste."

Smithwick zei tevens dat er geen 'smoking gun' - onomstotelijk bewijs - is en dat het dan ook niet verrassend is dat er geen directe bewijzen zijn van een samenwerking. De zoon van Bob Buchanan, William, zei geschokt te zijn door het nieuws.

Ook de Ierse premier Eamon Gilmore zei 'geschokt en bedroefd' te zijn door het nieuws. Hij heeft de nabestaanden excuses gemaakt.