Kunsthal-dieven bekennen voor rechter

Drie Roemenen die in verband worden gebracht met de verdwijning van zeven schilderijen van de Kunsthal in Rotterdam hebben bekend schuldig te zijn aan de diefstal. Dat deden de verdachten, Radu Dogaru, Alexandru Bitu en Eugen Darie, dinsdag in de rechtbank in Boekarest.

De kunstwerken, waaronder schilderijen van Picasso, Monet en Matisse, werden in oktober 2012 ontvreemd uit de Kunsthal. Ze zijn nooit teruggevonden.

In zijn verklaring zei hoofdverdachte Dogaru dat hij aanvankelijk dacht dat de schilderijen nep waren. "Ik kon niet geloven dat je zo gemakkelijk binnen kon komen", zei hij.

De verdachten verklaarden de schilderijen naar Roemenië te hebben gebracht, waar ze ze op de zwarte markt wilden verkopen. Ze lieten ze achter bij de moeder van Dogaru, die de kunstwerken zou hebben verbrand. Olga Dogaru trok dit verhaal later echter in, ook al zouden in de as in haar fornuis verfresten, linnen en spijkers zijn gevonden.

Ook haar zoon ontkent dat de schilderijen zijn verbrand. De verfresten in het fornuis konden ook afkomstig zijn van het opgestookte hout van een hekwerk of van iconen die in de woning hingen, zei hij. Hij vertelde in de rechtbank dat de kunstwerken werden overhandigd aan een Russische Oekraïner met de naam Vladimir.

In de nacht van 15 op 16 oktober 2012 verschaften dieven zich via een nooduitgang aan de achterzijde van de Kunsthal toegang tot het museum. Ze grepen de schilderijen van de muur, stopten die in zakken en gingen ervandoor. De hele overval nam niet meer dan enkele minuten in beslag.