'Internet kan veel groener'

De gemiddelde internetgebruiker zal niet vaak stilstaan bij de vervuiling die het internet veroorzaakt. De draadloze verbinding tast de ozonlaag niet aan, datakabels bevatten geen uranium, en er komt (als het goed is) geen rookpluim uit je computer. Toch is er veel onzichtbare vervuiling. Veel meer dan nodig, zo zegt het Amerikaanse ministerie van energie.

De vervuiling wordt vooral veroorzaakt in de datacentra en serverfarms die het grootste deel van de informatie op het internet opslaan. Drie dingen bepalen hoe groen zo'n serverfarm is: hoe efficiënt rekenkracht wordt gebruikt, hoe energiezuinig de apparatuur is, en welke energiebronnen gebruikt worden.

"Van deze drie factoren is de eerste met afstand de belangrijkste", zegt Jonathan Koomey van Stanford University in de VS. De meeste processoren in servers gebruiken namelijk slechts drie tot vijf procent van hun vermogen. Door optimalisatie kan dat opgekrikt worden tot gemiddeld 30 procent, met uitschieters tot 80 procent.

Slechts enkele grote bedrijven, vooral degene zich bezighouden met cloud computing, hebben zo'n optimalisatie doorgevoerd. Bijvoorbeeld Google, Facebook en Apple hebben hun datacentra veel goedkoper en groener gemaakt door hun rekenkracht te optimaliseren.

Maar helaas blijven onder meer overheden, universiteiten en mediabedrijven achter, stelt Eric Masanet van Northwestern University: "Vrijwel iedere organisatie wiens hoofdtaak niet in de IT ligt, faalt qua efficiëntie." Masanet stelt dat zulke organisaties hun rekenkracht niet centraliseren, omdat veel managers de controle over hun stukje niet af willen geven.

Koomey noemt een ander probleem op: apparatuur die niet of nauwelijks energiezuinig is. Dat komt vooral doordat verschillende afdelingen niet dezelfde prioriteiten hebben: "De IT'ers interesseren zich niet voor het plaatsen van een efficiënte server, omdat ze de elektriciteitsrekening niet betalen."

Het is volgens hem slechts een kwestie van mensen ervan bewust te maken, want 'de benodigde apparatuur ligt gewoon in de winkelrekken en de energiemanagementtechnieken zijn reeds alom bekend'. Met die maatregel hoeft tot 80 procent minder energie gestoken te worden in het draaiend houden van de servers.

Er valt volgens Arman Shehabi van het Nationale Laboratorium nog zo'n acht procent te besparen op het hittemanagement van serverfarms. Grote datacentra hebben al getoond hoe eenvoudig dat kan: "Ze zetten hun serverfarms op koudere plaatsen zoals Noordwest-Amerika, Zweden en IJsland. Ze kopen processors die minder gevoelig zijn voor hitte."

Prioriteit geven aan het gebruik van groene stroom is volgens de onderzoekers echter niet slim. Groene stroom brengt de uitstoot slechts met zo'n 10 procent terug, terwijl het stroomlijnen van de serverfarms al snel zo'n 88 procent minder uitstoot kan betekenen. Daarnaast verbruiken ze groene stroom die anders uitstoot van andere gebruikers had kunnen tegengaan.

De maatregelen moeten echter niet gezien worden als dé oplossing tegen milieuproblemen, zo waarschuwt Koomey. Datacentra zijn verantwoordelijk voor 'slechts' 1,5 procent van het mondiale energieverbruik, en 0,5 procent van de globale uitstoot van broeikasgassen.

Daarnaast wijst hij erop dat het internet reeds een deuk in de uitstoot slaat. Dankzij het internet kunnen fysieke goederen worden vervangen door digitale goederen, die geen grondstoffen verbruiken bij productie en die niet getransporteerd hoeven te worden.

Toch zou de maatregelen een goede investering zijn. Door zowel de computationele efficiëntie, als de energie-efficiëntie, als het gebruik van groene stroom toe te passen, kan de uitstoot van datacentra met zo'n 98% afnemen. Dat is goed voor het milieu én voor de portemonnee van de organisatie.