Dood haalde Van Roozendaal in

Het kon gaan over zijn eigen overlijden, de begrafenis van een bevriende cafébaas of het sterfbed van zijn vader. De dood in al zijn facetten was een terugkerend thema in het oeuvre van Maarten van Roozendaal. De man die mensen beschouwde als 'doden met verlof' is nu zelf overleden.

Van Roozendaal was een meester in het schetsen zonder te benoemen. Met een enkel woord ('Verderop hadden ze rozen neergelegen') en de uitspraak van een ander ('detajls') krijgt de goede luisteraar meteen een voorstelling van de achtergrond van de man die elke week het graf van zijn overleden vrouw komt verzorgen.

In Het te Late Einde gaat het, met dezelfde schrijnende trefzekerheid, over een man die liefdevol de zware taak op zich neemt om zijn demente vrouw te verzorgen. "Ze is gelukkig niet meer bang voor hem / Maar ze weet ook niet wie hij is." Het nummer werd na hem nog gezongen door collega-artiesten als Jeroen Zijlstra en Lucretia van de Vloot.

Zelf toerde Van Roozendaal jarenlang langs de zalen met bassist Egon Kracht en zanger en gitarist Marcel de Groot. Maar ook met Paul de Munnik, met wie hij vorig jaar nog optrad met Nederlandstalige liedjes van overleden collega's. Ruwe kop, rauwe stem. De piano die niet wist wat hem overkwam, afwisselend gestreeld en afgeranseld.

In zijn oeuvre duikt ook geregeld zijn katholieke achtergrond op. Zoals in het nummer Christoffel, de patroonheilige van de reizigers, waarin hij beeldend de rit per auto beschrijft van een man op weg naar zijn geliefde vrouw. "Draai hem het pad af / Je bent niet alleen / Christoffel is bij je / Ik breng je er heen."

God was geen graag geziene gast voor de jonge Van Roozendaal. Hij omschreef zijn jeugd als 'tamelijk nerveus'. Als jongste van zes kinderen was er altijd wel iemand in de buurt die hem op zijn vingers keek. En dan het katholicisme. "Dus er hing ook nog een Godspersoon boven. Als ik dacht ik rustig in een hoekje kon gaan schuilen, kon Hij me zien", zo bekent hij in zijn laatste programma Gemene Deler.

Zijn afkeer van godsdienst, of liever gezicht het soms daarmee gepaard gaande fanatisme en de neiging om anderen de wet voor te schrijven, blijkt in het nummer Red Mij Niet, waarmee Van Roozendaal misschien wel het bekendst werd. "Leg een steen onder je kussen / Brand voor mijn part een kaars / Slacht een lam / Maar red mij niet." Hij won er in 2000 de Annie M.G. Schmidt-prijs mee, voor het beste theaterlied van het seizoen.

Van Roozendaal kreeg in januari te horen dat hij ongeneeslijk ziek was. Kanker. Hoewel de schrijver en zanger zijn theaterprogramma afgelastte, was het voor hem geen reden om te berusten in zijn lot. Nog vorige maand verscheen Om te Janken Zo Mooi, opnieuw een verwijzing naar een regel uit een van zijn liederen.

In de met een zekere urgentie gemaakte bundel - hij wilde per se niet dat het een necrologie werd - laten door Van Roozendaal bewonderde kunstenaars zich inspireren door zijn liedteksten. Onder meer tekenaar Peter van Straaten, schrijver Joost Zwagerman en dichters Ingmar Heytze en Menno Wigman leverden een bijdrage.

In zijn laatste programma Gemene Deler smeekte Van Roozendaal om een niet-traditioneel einde. "Laat me creperen op een slagveld / Spies me op een hek / Bevries me in de bergen / Of verdrink me in een sloot (...) Laat me alstublieft niet sterven / Laat me niet sterven in een bed." Hij overleed maandag op 51-jarige leeftijd thuis, in het bijzijn van zijn familie.