Bruinvissen Oosterschelde verhongeren

De meeste sterfgevallen onder bruinvissen in de Oosterschelde zijn het gevolg van verhongering, vermagering en infecties. Dat is de voorlopige conclusie van onderzoek van de Universiteit Utrecht in opdracht van het Wereldnatuurfonds (WNF) en stichting Rugvin.

De vakgroep diergeneeskunde van de universiteit onderzocht zestig bruinvissen die bij de Oosterschelde aanspoelden. Van acht bruinvissen is vastgesteld dat ze door verhongering omkwamen. Dat is procentueel gezien vele malen hoger dan bij hun soortgenoten in de Noordzee, melden de onderzoekers.

Het probleem is volgens de onderzoekers de Oosterscheldekering en daarmee het gesloten karakter van de Oosterschelde. Door het lawaai van de waterkering lukt het veel bruinvissen, ook wel bekend als Nederlandse dolfijnen, niet hun weg naar de Noordzee te vinden als er in de Oosterschelde te weinig voedsel is.

"In een natuurlijke, open delta zouden soorten als jonge haring, spiering, aal en steur in grote hoeveelheden voorkomen", meldt WNF-directeur Johan van de Gronden. "Deze soorten zijn belangrijk voedsel van de bruinvis-moeder en haar jong. Maar zo lang onze delta afgesloten blijft van de zee en de rivier wordt het probleem van de sterfte van de Nederlandse dolfijn in de Oosterschelde niet opgelost."