Discussie besnijdenis gaat door

Dit weekend zette schrijver Herman Vuijsje zich in een uitgebreid opinieartikel in NRC af tegen het verzet dat in Nederland bestaat tegen een verbod op jongensbesnijdenis. Hij schaart zich daarmee achter een groeiende groep vooraanstaanden die zich duidelijk uitspreekt voor een verbod op deze vorm van rituele kinderverminking.

Op dit moment is er nog altijd een hevige maatschappelijke discussie gaande over een verbod op besnijdenis van joodse en islamitische jongens. In kranten als NRC, de Volkskrant en Trouw worden regelmatig opiniestukken geplaatst waarin voor- en tegenstanders van een besnijdenisverbod zich uitspreken.

Die recente discussie barstte los nadat een Duitse rechtbank enkele maanden geleden een verbod op het besnijden van jongens uitsprak.  De reacties daarop waren betrekkelijk voorspelbaar. Termen als 'onverdraagzaamheid jegens godsdienstvrijheid', 'ongevoeligheid voor traditionele overtuigingen van mensen' en allerlei andere grote woorden zouden de tegenstanders van deze rituele kinderverminking omschrijven. Men zou de religieuze wetten moeten eerbiedigen, omdat er niet over te onderhandelen is.

Vreemd genoeg negeren de tegenstanders van een dergelijk verbod vrijwel altijd de hoofdzaken van het probleem. Te noemen zijn in ieder geval de inbreuk op de lichamelijke integriteit van kinderen en de analogie met andere religieuze wetten die strijdig zijn met onze moderne opvattingen.

Een vergelijking met internationale religieuze regelgeving ligt voor de hand, want wanneer het over steniging van overspelige vrouwen in de Arabische wereld gaat, dan is men in Nederland eensgezind in zijn diepe afkeuring. De islamistische culturen waar deze praktijken nog wel aan de orde van de dag zijn, zullen zich van deze afkeur weinig aantrekken: het is het woord van God versus wat paternalistisch geschreeuw uit het ongelovige westen.

Ook dichter bij huis is te zien hoe religieuze opvattingen strijdig zijn met de heersende wetten. De SGP mag van de rechter geen vrouwen discrimineren. De SGP meent dat de rechterlijke macht niet over religieuze regels en wetten heeft te oordelen en houdt voorlopig vast aan zijn gebruiken.

Nu is het verwijderen van de voorhuid natuurlijk niet te vergelijken met steniging, maar de achtergrond is wel degelijk gelijk: een religieus gebruik dat strijdig is met de heersende opvattingen en wetgeving. Het standpunt van de SGP over vrouwenparticipatie in de actieve politiek is juist minder verregaand dan de besnijdenis van pasgeboren kinderen, maar over dat eerste blijkt op zowel nationaal als Europees niveau wél een duidelijke rechterlijke uitspraak mogelijk te zijn.

Waar het volgens velen fout gaat in de discussie over besnijdenis, is waar religieuze wetten als hoger dan juridische wetgeving worden gezien. Men heeft de plicht voor zijn kinderen te zorgen, ze horen te eten te krijgen en onderdak te hebben, ze mogen niet geslagen worden en ze moeten naar school. Elk kind heeft recht op bescherming en in Nederland wordt daar bijzonder veel waarde aan gehecht.

Het besnijden van kinderen gaat daar tegenin. Hoewel vaak beweerd wordt dat het een onschuldige ingreep betreft, is er wel degelijk sprake van gezondheidsrisico’s en een blijvende verminking. Medische complicaties zijn niet zeldzaam en de toekomstige seksuele ervaring wordt beïnvloed. Dat volwassen mensen daar zelf voor kiezen is prima; dat het kleine kinderen aangedaan wordt wanneer daar geen medische noodzaak toe bestaat, wordt  verwerpelijk gevonden.

Hoe Nederland uiteindelijk zal oordelen over besnijdenis zal de komende tijd moeten blijken. Duitsland lijkt inmiddels bezig te zijn met wetgeving die besnijdenis weer legaal maakt.