Belasting gokautomaten strijdig met verdrag

De heffing van kansspelbelasting over de opbrengst van speelautomaten is in strijd met het grondrecht op het ongestoord genot van eigendom uit het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Dat heeft de belastingkamer van het gerechtshof in Amsterdam donderdag bepaald.

Het hof velde een oordeel in twee proefzaken tussen de brancheorganisatie van speelautomaten (VAN) en de Belastingdienst. Aanleiding is de invoering van de heffing per 1 juli 2008. Er lopen nog twee andere proefprocedures bij het hof in Den Bosch, dat nog geen uitspraak heeft gedaan.

De heffing voldoet aan de nationale wet- en regelgeving, oordeelt het Amsterdamse hof, maar de heffing is wel strijdig met het recht op ongestoord genot, dat is vastgelegd in het zogeheten Eerste Protocol bij het EVRM. Reden voor dit oordeel is de manier waarop de invoering van de heffing tot stand is gekomen.

De overheid wist namelijk dat een substantieel deel van de uitbaters van speelautomaten failliet zou gaan. Dat zorgt voor een ernstige inbreuk op het eigendomsrecht van deze exploitanten. En de overheid heeft nagelaten om goed te onderzoeken op welke manier het verlies aan inkomsten kan worden gecompenseerd. En daarmee voldoet de wetgeving niet aan het zogenoemde fairbalancevereiste, aldus het hof.

De uitspraak betekent overigens niet dat de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd. Wel moet worden onderzocht of de exploitanten recht hebben op een schadevergoeding.

De Belastingdienst heeft overigens in overleg met de VAN de afhandeling van een groot aantal bezwaarschriften van andere exploitanten aangehouden in afwachting van de definitieve uitkomst van de vier proefzaken. Tegen de uitspraak van het hof in Amsterdam en Den Bosch kan nog in cassatie worden gegaan bij de Hoge Raad.