'Effect privatisering moeilijk te meten'

Het is moeilijk te beoordelen hoe het proces van privatiseringen en verzelfstandiging van overheidsdiensten is verlopen, omdat harde cijfers over de situatie voor en na ontbreken. Dat betoogden zowel voorzitter van de SER Alexander Rinnooy Kan als de president van de Algemene Rekenkamer Saskia Stuiveling maandag voor de onderzoekscommissie van de Eerste Kamer.

Door het ontbreken van een zogeheten nulmeting en vervolgmetingen is het moeilijk om achteraf iets te zeggen over het resultaat. "Dan is het lastig een oordeel te vellen", zei Rinnooy Kan.

Ook Stuiveling wees daarop. "Je moet wel een nulmeting hebben ten opzichte van hoe het was." Anders blijven alle argumenten 'in de lucht hangen' als later wordt gekeken wat ervan terecht is gekomen. Dan wordt het meer een discussie voor 'believers die geloven dat het beter is' dan eentje die echt is gebaseerd op feiten en onderzoek.

Hetzelfde geldt voor het vertrouwen van burgers in de overheidsdiensten. Voormalig vicepresident van de Raad van State Herman Tjeenk Willink betoogde eerder op de dag dat door de verzelfstandiging van overheidsdiensten burgers zijn verworden tot 'cliënten'. Maar ook voor een oordeel over de positie van de burger voor en na de verzelfstandiging 'ontbreekt ten ene mate' de benodigde informatie, aldus Stuiveling.

De Eerste Kamer doet onderzoek naar het privatiseringsbeleid van de afgelopen twintig jaar. Dat moet duidelijk maken hoe de besluitvorming in het verleden precies heeft plaatsgevonden. Het is voor het eerst dat de senaat een parlementair onderzoek instelt. Dat is gebeurd op initiatief van de ChristenUnie. Die partij stelt dat privatiseringen van bijvoorbeeld de postbezorging en het openbaar vervoer grote nadelen heeft gehad.